24 75B 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. (75. 5.) BIJLAGE TOT DE MEMORIE VAN ANTWOOKD, houdende den tekst van het Burgerlijk Wetboek, waarin de aan te brengen wijzigingen aan den kant zijn aangegeven. Gewijzigd ontwerp. T Artikel 356. Indien een kind onder toezigt is gesteld, is hij die de ouderlijke inagt uitoefent, behoudens beroep op den kinder- regter. verpligt zich bij de opvoeding van dat kind te gedragen naar de aanwijzingen van den gezinsvoogd. JJcstaande tekst. VIJFTIENDE TITEL. Van de ouderlijke magt. EERSTE AFDEELLNG. Van de gevolgen van de ouderlijke magt ten opzigte van den persoon des kinds. Artikel 353. Een kind, van welken ouderdom ook, is eerbied en ontzag aan zijne ouders verschuldigd. De ouders zijn verpligt hunne minderjarige kinderen te onder- houden en op te voeden. Verlies van de ouderlijke magt of de voogdij ontheft hen niet van de verpligting om tot de kosten van onderhoud en opvoeding naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen. Ten aanzien van de meerderjarigen gelden de bepalingen voorkomende in de derde afdeeling van dezen titel. Artikel 354. Gedurende het huwelijk der ouders blijft het kind tot aan zijne meerderjarigheid onder hun magt, voor zoover zij daarvan niet zijn ontheven of ontzet. Artikel 355. Behoudens het geval van ontheffing of ontzetting en de bepalingen betreffende scheiding van tafel en bed, oefent de vader alleen deze magt uit. Indien de vader buiten de mogelijkheid is de ouderlijke magt uit te oefenen, wordt die magt, behoudens in geval van schei- ding van tafel en bed, uitgeoefend door de moeder. Is ook deze daartoe niet in staat of niet bevoegd, dan wordt door den kantonregter een voogd benoemd overeenkomstig artikel 413. Agtlfccl 05T. Wauii' redenen kan de van den te zijner doen Rijksinrij de ouder ijk van het dan ged wanneer iiiiu'tiiüii ran misnoegei irrondissemem i voogdijraad, behoeve oplemen in een€ i hij dia di m ts ting. Do opne e magt kind; zij zal rende ten het kind tijc Hwgj »itt uudu lijkt u ugl uiliueftnl, h(t heeft over •regtbank, op deze daartoi gedjian, dat kind voor dat doel ïjrig geschiedt tofefent, of bij z oor niet lang hdjngste zes ms de besch liu-gift' bt rtrt; RlWlgilgL gedrag van zijn verzoek, door hem is voor een bepaalde bij de wet aa ten koste var n onvermogen r mogen won acht ;reenvolgende kking den Ie if, Haiuiiu t ijn kind, )f op dat 81 igezocht, n tijd ï gewezen hem, die ten koste gelast naanden, ftijd van t Kind uu ( en Bijlagen. 75. 5. Tweede Kamer. 25 Invoering van den kinderrechter en van d© ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. / Bestaande tekst. dot HfétMydéwi laotijd een jaar n nimmer lan De regt >ank kan de o van het oj enbaar ministo het bepai 1de in het eefste kind; hei ft de andere verloren, lan wordt ook opgeroepe: . By nie verhoor al3dan te door een worde bevel van naderen d het te Er zal worden i waarin Indien dat hij, staat zijn komen de: De besc ten uitvoer tot dezen uitoefent. f e dii den \ krtikel 858. A ei verschijnin bepaald schorst bepalen dag leurwaarder of gejragt; deze be het openbaar ig niet te zijn heiben gehoord d dezen opzigt acht genome 1 ecjiter de redenei regtbank bij de ouderlijk* de kosten aa e ten laste va likking, waarb elegd op beve gerigt verzoe de ouderlijke mg van den het bepaalde acht genomen egtlank zal die op nieuw worden in De r dan voor gelasten; der Rijksilirigting, waai verlenging hft mm hooft bmieiliti er dan tot de ineming niet ie, van den vo lid van arlikel Ier ouders de eze vooraf geh van het kind de regtbank n gelast z\j, i dienaar der o ichikking wor ninisterie; by schenen, dan opneming geen verdere behalve he niet zullen et geven van magt uitoefei t de opneming ï den Staat, j de opnemin van den offic van hem, ( op iet i i \ 1 ire artikel 359 Bij bes] lit van den 3 juister van Ji stitie kan het allen tijde uit de in artil el 857 bedoeld Rijksilirigting ontslagen, wanneer de i orzaak zijner ilaatsing blijki opgeheven of zijn ligch melijke of ge stelijke toest; verder vei )lijf aldaar bli et te gedoogei Hij die om den ir Om ver! magt uitoefer t blijft altijd Ineester het bevel totlopneming bep; alden tijd te ve 'korten. luur tot opnei ïing te verkrij jen, zal rij de artikeleji 357 en 358|moeten •erlenging teil en hoogste ze > achtereenvol. iet bevel won t niet gegever het kind tn' verblijf houd! of dengene i io gohooiuli i" "i -. H zelfs meerderj r elasten dan na gdyraad en, 358, ook ouderlijke m »ord, althans b fcx IO den dag oor het onderzoek tot een at het tegen (ien dag enbare magt v ior haar 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Bestaande tekst. ondei bepaling dat het bewind daarover worde gevoerd door oen of meer daarbij aangewezen bewindvoerders, buiten hem die de ouderlijke magt uitoefent. Wanneer zoodanig gesteld bewind, om welke redenen ook, inogt vervallen, gaan de bedoelde goederen over onder het beheer van hem die de ouderlijke magt uitoefent. Niettegenstaande de aanstelling van bijzondere bewindvoerders, in voege voorschreven, heeft hij die de ouderlijke magt uit- oefent het regt om, gedurende de minderjarigheid van zyn kind, van eerstgemelden rekening en verantwoording te vragen. Artikel MS. Hij die krachtens de ouderlijke magt het bewind over de goederen zijner kinderen heeft is verantwoordelijk, zoo voor den eigendom der goederen als voor de vruchten van zoodanige goederen waarvan hij het genot niet heeft. Wat de goederen betreft, waarvan de wet hem het vrucht- genot toekent, is hy alleen verantwoordelijk voor dezelver eigendom. Artikel 364. a Hij kan over de goederen zijner minderjarige kinderen niet beschikken dan met inachtneming der regelen, welke ten opzigte van het vervreemden van goederen, aan minderjarigen toebehoorende, in den zestienden titel van het eerste boek zijn voorgeschreven. Artikel 365. In alle gevallen waarin hij een tegenstrijdig belang met dat zijner minderjarige kinderen mogt hebben, zullen laatst- gemclde worden vertegenwoordigd door eenen bijzonderen curator, daartoe door den kantonregter te benoemen. Artikel 366. De vader of de moeder die de ouderlijke magt of de voogdij uitoefent heeft, het vruchtgenot van de goederen der kinderen. In het geval, dat zoowel de een als de ander der ouders van de ouderlijke magt of de voogdij ontheven zijn, hebben beide ouders het vruchtgenot van het vermogen hunner minderjarige kinderen. De ontheffing van den vader of de moeder, die de ouderlijke magt of de voogdij uitoefent terwijl de andere der ouders overleden of van de ouderlijke magt of de voogdij ontzet is, heeft geene gevolgen ten aanzien van het vruchtgenot. Artikel 367. Met dat vruchtgenot zijn de volgende lasten verbonden: 1". De zoodanige, waartoe de vruchtgebruikers verpligt zijn; 2°. Het onderhoud en de opvoeding der kinderen, over- eenkomstig het vermogen van laatstgemelden; 3°. De betaling van renten en van interessen van hoofd- sommen ; 4°. De begrafeniskosten van het kind. Artikel 368. Het vruchtgenot heeft geen plaats: 1°. Ten opzigte van zoodanige goederen, welke de kinderen door afzonderlijken arbeid en vlijt mogten hebben verkregen; 2°. Ten opzigte van de goederen, welke aan hen bij akte onder de levenden of bij uiterste wilsbeschikking zijn geschonken of gemaakt, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de ouders daarvan het vruchtgenot niet zouden bekomen. Artikel 369. Het vruchtgenot houdt op door het overlijden der kinderen. Gewijzigd ontwerp. 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van do ondertoezichtstelling van minderjarigen. 27 Gewijzigd ontwerp. - 371. 372. Bestaande tekst. Artikel 370. De langstlevende der echtgenooten, welke mogt verzuimd hebben om, overeenkomstig artikel 182, eenen inventaris te doen opmaken, zal door dat verzuim het vruchtgenot verliezen van alle de goederen, welke aan de minderjarige kinderen toebehooren. Artikel 371. (Vervullen. Wet van 6 Februari 1901, Staatsblad n°. 62.) Artikel 372. (Vervallen. Wet van 6 Februari 1901, Staatsblad n". 62.) Artikel T73T. Wanneer het vruchtgenot krachtens artikel 370 is verloren, heeft de kantonregter de bevoegdheid om aan den langstlevende der ouders uit de inkomsten der kinderen eene jaarlijksche uitkeering toe te leggen, ten einde gedurende hunne minder- jarigheid tot bevordering hunner opvoeding te worden besteed. Artikel 371. De vader of de moeder van natuurlijke en wettelijk erkende kinderen hebben geen vruchtgenot van de goederen, aan die kinderen toebehoorende. ~| TWEEDE AFDEELING A. Van de ondertoezigtstelling van kinderen, die staan onder de ouderlijke magt. Artikel 373. Indien een kind, uit welke oorzaak ook, zoodanig opgroeit, dat het met zedelijken of ligchamelijken ondergang bedreigd wordt, kan dat kind hetzij op verzoek van hem die de ouderlijke magt uitoefent, van een zijner bloedverwanten of aangehuwden tot den vierden graad ingesloten of van den voogdijraad, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, door den kinder- regter voor een bepaalden tyd onder toezigt worden gesteld. Artikel 373 a. De verzoeken of vorderingen in het vorige artikel bedoeld bevatten de feiten en omstandigheden waarop zij zijn gegrond, en worden met de tot staving daarvan dienende bescheiden ingediend bij den kinderregter der woonplaats of, bij gebreke van woonplaats hier te lande, der verblijfplaats van het kind. Op het verzoek of de vordering wordt door den griffier de dag van indiening aangeteekend. Tenzij het verzoek tot onder- toezigtstelling van den voogdijraad is uitgegaan, worden de verzoeken of vorderingen met de bovenbedoelde bescheiden door den griffier ten spoedigste in afschrift medegedeeld aan dien raad. Bij de verzoeken of vorderingen geschiedt tevens opgave van de namen der ouders en van hunne woonplaats en hunne verblijfplaats, voor zoover die bekend zijn, van de namen en woonplaatsen der bloedverwanten of der aangehuwden. die overeenkomstig artikel 388 moeten worden opgeroepen, zoo- mede van de getuigen, die de feiten in het verzoek of de vordering gesteld zouden kunnen staven. Artikel 373 6. De kinderregter doet uitspraak na verhoor of behoorlijke oproeping van het kind, de ouders, de bloedverwanten of aange- huwden van hot kind en den voogdijraad. De voor het verhoor bestemde dag wordt niet later gesteld dan veertien dagen, nadat het verzoek of de vordering is ingediend, wanneer de beide ouders zich binnen het Koningrijk, niet later dan eene maand, indien een hunner of beiden zich elders in Europa, niet later 75. 5. Invoering van don kinderrechter en ,van do ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. dan drie maanden, indien een hunner of heiden zich buiten Europa bevinden, en niet later dan twee maanden, indien de verblijfplaats van een hunner of van beiden niet bekend is. De külderregter kan tevens bevelen, dat tegen denzelfden dag de door hem aan te wijzen getuigen, al of niet uit de bloed- verwanten of aangehuwden gekozen, zullen worden opgeroepen, ten einde onder eede te worden gehoord. Artikel 373 c. De oproepingen geschieden door den griffier bij aangetee- kenden brief, uiterlijk op den tweeden dag, nadat het verhoor is bepaald, te verzenden; indien echter oproeping moet plaats hebben van een persoon, wiens verblijfplaats niet bekend is, dan wordt zij onverwijld door den griffier geplaatst in een of meer door den kinderregter aan te wijzen nieuwsbladen. De oproeping van hem die de ouderlijke magt uitoefent gaat, tenzij' het verzoek tot ondertoezigtstelling van hem zelf is uitgegaan of zijne verblijfplaats niet bekend is, vergezeld van eene beknopte opgave van den inhoud van het verzoek of de vordering. Bij niet verschijning van het kind op den dag voor het verhoor bepaald kan de kinderregter het onderzoek tot een alsdan te bepalen dag schorsen en bevelen dat het kind tegen dien dag door een deurwaarder of dienaar der openbare magt voor hem worde gebragt; het openbaar ministerie verleent daarbij zoo noodig zijne medewerking. Verschijnt het kind ook op dien naderen dag niet, dan gaat de behandeling dei- zaak niettemin door. Indien de kinderregter het noodig oordeelt, kan hij buiten de reeds aangewezenen ook andere personen, welke op den bepaalden dag mogten zijn verschenen, als getuigen onder eede hooren. zoomede nader verhoor van getuigen bevelen; deze laatste getuigen worden in de nadere beschikking aangewezen en op gelijke wijze opgeroepen tegen een dag, niet later dan drie weken, indien zij allen zich binnen het Koningrijk bevinden, of anders niet later dan drie maanden na het eerste verhoor. Artikel 878d. De behandeling der zaak geschiedt ter teregtzitting met gesloten deuren. De kinderregter is echter bevoegd tot deze niet openbare teregtzitting bijzonderen toegang te verleenen. De met redenen omkleede beschikking wordt binnen veertien dagen na het laatste verhoor in het openbaar uitgesproken; zij kan uitvoerbaar verklaard worden bij voorraad niettegen- staande verzet of beroep en zelfs op de minuut, ook vóór derzelver registratie. ' Artikel 373e. By zijne beschikking tot ondertoezigtstelling wijst de kinder- regter, daarbij mede lettende op de godsdienstige gezindheid van het gezin waartoe het kind behoort, een persoon aan van het mannelijk of vrouwelijk geslacht die, onder den naam van gezinsvoogd, met het toezigt op het kind wordt belast en gehouden is zich daarbij naar de aanwijzingen van den kinder- regter te gedragen. Indien hij die de ouderlijke magt over het kind uitoefent, niet bij de uitspraak tegenwoordig is, wordt hij bij aange- • v teekenden brief van den griffier opgeroepen om voor den kinderregter te verschijnen. Hem wordt hetzij bij de uitspraak, hetzij bij zh'ne latere verschijning medegedeeld, wie met het toezigt op het kind is belast en dat hij zich bij de opvoeding van het kind naar de aanwijzingen van deze heeft te gedragen, behoudens beroep op den kinderrregter. Verschijnt de ouder niet voor den regter op de oproeping bedoeld bij het vorige artikel, dan wordt een en ander hem / bij exploit beteekend. Artikel 373/; Wanneer hij die de ouderlijke magt uitoefent op de oproeping bedoeld bij artikel 3736 niet is verschenen, kan hij tegen de Bijlagen. 75. Invoering van den kinderrechter en van de Gewijzigd ontwerp. beschikking van den kinderregter in verzet komen binnen acht dagen, nadat hem overeenkomstig artikel 373c, tweede lid, is medegedeeld, wie met het toezigt is belast, of nadat de beschikking of eenigo uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan hem in persoon is beteekend of na het plegen door hem van eenige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat de beschikking of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. Hij wiens verzoek, of het openbaar ministerie welks vorde- ring is afgewezen, kan binnen veertien dagen na de uitspraak van de beschikking van den kinderregter in hooger beroep komen. Gelijk regt van beroep tegen eene beschikking, waarbij het verzoek of de vordering is toegewezen, komt toe aan hem die de ouderlijke magt uitoefent, indien hy op de oproeping bedoeld bij artikel 3736 is verschenen of, bij niet verschijning, zijn verzet is afgewezen. Artikel 373?. De kinderregter kan, hangende het onderzoek over een verzoek of eene vordering tot ondertoezigtstelling het kind voorloopig onder toezigt stellen, totdat de uitspraak omtrent de ondertoezigtstelling kracht van gewijsde heeft verkregen. Tegen deze beschikking is geenerlei voorziening toegelaten. Artikel 373ft. Indien bij den kinderregter een verzoek of eene vordering tot ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt aanhangig is, kan hij, indien het gehouden onderzoek daartoe aanleiding geeft, met aanhouding zijner beslissing op dat verzoek of die vordering, op den in artikel 373 omschreven grond het kind ambtshalve onder toezigt stellen. Artikel 373 u De ondertoezigtstelling zal voor niet langer mogen worden bepaald dan gedurende ten hoogste een jaar. De ondertoezigtstelling eindigt in ieder geval met de meer- derjarigheid van het kind. De duur der ondertoezigtstelling zal door den kinderregter, na verhoor of behoorlijke oproeping van hem die de ouderlijke magt uitoefent en van den gezinsvoogd, telkens kunnen worden verlengd met een termijn van ten hoogste een jaar. Van elke verlenging wordt met opgave van redenen onverwyld bn exploit kennis gegeven aan hem die de ouderlijke magt uit- oefent. Deze kan gedurende eene week na de dagteekening van het exploit in hooger beroep komen. Het geregtshof beslist bij met redenen omkleede beschikking. De duur der ondertoezigtstelling kan te allen tijde door den kinderregter worden verkort. Indien de beschikking tot ondertoezigtstelling was gegeven met aanhouding, overeenkomstig artikel 373ft, van een verzoek of eene vordering tot ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt, beschikt, wanneer de ondertoezigtstelling eindigt, de kinderregter alsnog op dat verzoek of die vordering. Artikel 373Ar* De gezinsvoogd is verplicht zooveel mogelijk persoonlijk aanraking te zoeken met het kind en het gezin waartoe liet behoort. Hij bevordert alles wat tot het geestelijk, ligchamelijk en toekomstig stoffelijk welzijn van het kind kan strekken. Hij geeft aan hem die de ouderlijke magt uitoefent de noodige aanwijzingen om de opvoeding in de goede rigting te leiden en tracht dezen te overreden vrijwillig te doen wat daartoe noodig is. Artikel 373/. De gezinsvoogd deelt zijne bevindingen ten aanzien van alles wat het kind en zijne omgeving betreft minstens eenmaal in Handelingen der Sta ten-Generaal. Bijlagen. 1930—1921. 5. Tweede Kamer. 29 ondertoezichtstelling van minderjarigen. Bestaande tekst. » 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling: van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst- de maand, en overigens zoo vaak hem dit wordt gevraagd of hij dit nuttig oordeelt, aan den kinderregter mede. De kinderregter kan te allen tijde bevelen, dat het kind door den gezinsvoogd voor hem worde gebragt; het openbaar ministerie verleent daarbij zoo noodig zijne medewerking. In geval van verschil tusschen den gezinsvoogd en hem die de ouderlijke magt uitoefent over de opvoeding en de te dien aanzien te nemen maatregelen beslist de kinderregter. Zoodanige beslissing wordt op mondeling of schriftelijk ver- zoek van een der partijen, nadat ook de andere partij in de gelegenheid is gesteld haar gevoelen voor den kinderregter toe te lichten, met den meesten spoed genomen. Zij is bij voor- raad uitvoerbaar. De voogdijraad kan, mits daartoe aangezocht door hem die de ouderlijke magt uitoefent, van de beslissing in hooger beroep komen. Bij het verzoekschrift wordt overgelegd eene, te dien einde aan den voogdijraad op zijn verlangen door den kinder- regter te verstrekken, schriftelijke mededeeling van diens met redenen omkleede beslissing. Het geregtshof beslist met den meesten spoed bij met redenen omkleede beschikking. Artikel 373 m. De kinderregter kan het onder toezigt gestelde kind voor een tijd van ten hoogste drie maanden op kosten van den Staat in een bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen observatie»uis doen opnemen, ten einde zijne geestelijke en ligchamelijke gesteldheid te doen onderzoeken. Het openbaar ministerie verleent daarbij zoo noodig zijne medewerking. Artikel 373». De kindenegter kan, na verhoor of behoorlijke oproeping van hem die de ouderlijke magt uitoefent en van den gezins- voogd, bevelen, dat het onder toezigt gestelde kind voor een bepaalden tijd wordt opgenomen in een bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen gesticht of inrigting, bestemd of ge- schikt voor kinderen, die bijzondere tucht behoeven. De opneming zal voor niet langer mogen worden gelast dan gedurende ten hoogste zes achtereenvolgende maanden, wanneer het kind tijdens het bevel den leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, of wanneer het kind op dat tijdstip dien leeftijd heeft bereikt, geduiende ten hoogste een jaar. Van het bevel wordt bij exploit onverwijld kennis gegeven aan hem die ouderlijke magt uitoefent. Deze kan geduiende eene week na de dagteekening van het exploit in hooger beroep komen. Het geregtshof beslist met dan meesten spoed bij met redenen omkleede beschikking. Het bevel kan slechts worden ten uitvoer gelegd, nadat het kracht van gewijsde heeft verkregen. Het openbaar ministerie verleent daarbij zoo noodig zijne medewerking. De opneming geschiedt op kosten van hem die de ouderlijke magt uitoefent of bij diens onvermogen op kosten van het kind, tenzij de regter bij zijn bevel beslist, dat beiden buiten staat zijn de kosten aan de opneming verbonden te betalen, in welk geval de kosten komen ten laste van den Staat. Artikel 373 o. De in het bevel tot opneming bepaalde tijd zal door den * kinderregter telkens kunnen worden verlengd met een termijn van ten hoogste zes maanden. Het derde lid van artikel 373t is overigens daarbij van overeenkomstige toepassing. Bij besluit van den Minister van Justitie, den kinderregter gehoord, alsmede op bevel van den kinderregter zelf kan het kind te allen tijde uit het gesticht of de inrigting worden ontslagen. / Met de meerderjarigheid van het kind volgt van regtswege / ontslag uit het gesticht of de inrigting. Artikel 373 p. De kinderregter is steeds bevoegd een ander als gezins- voogd aan te wijzen bij ontstentenis of in de plaat6 van den 75. 5. Invoering van den kinden echter en van de ondertoeaichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. eerder aangewezene. Van elke aanwijzing wordt onverwijld bij exploit kennis gegeven aan hem die de ouderlijke magt uitoefent. Deze kan gedurende eene week na de dagteekening van het exploit In hooger beroep komen. Het geregtshof beslist met den meesten spoed bij met redenen omkleede beschikking. Hangende beroep blijft de aanwijzing door den kinderregter van kracht. Artikel 373 q. Wanneer de kinderregter in het belang van een onder toezigt gesteld kind, hetwelk binnen zijn gebied geene verblijf' plaats heeft, noodig oordeelt, dat ten aanzien van dat kind de uit de bepalingen van deze afdeeling voortvloeiende taak in plaats van door hem zelf wordt vervuld door den kinderregter der verblijfplaats van het kind, doet hij daarvan aan dien kinderregter mededeeling. Deze laatste kinderregter treedt alsdan van den vierden dag volgende op dien der dagteekening dier mededeeling af ten aanzien van het kind van regtswege als zoodanig op, behalve voor wat betreft de beschikking op het verzoek of de vordering tot ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt, bedoeld in artikel 373 i, laatste lid. Van dit optreden wordt onverwijld bij exploit kennis gegeven aan hem die de ouderlijke magt uitoefent. Artikel 373 r. Alle verzoekschriften, vorderingen, beschikkingen, exploiten en alle andere stukken, opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van deze afdeeling, zijn vrij van zegel en worden, voor zooveel de registratie wordt vereischt, gratis geregistreerd. Alle verzoeken, in deze afdeeling bedoeld, welke uitgaan van de voogdijraden, worden kosteloos behandeld en de d>>or die raden, in het belang van de hun bij deze afdeeling opgedragen taak. gevraagde stukken worden hun door de griffiers vrij van alle kosten uitgereikt. Artikel 374. Bij algemeenen maatregel van bestuur worden nadere voor- schriften gegeven ten aanzien van alles wat in verband met de bepalingen dezer afdeeling nog verdere voorziening behoeft als: de personen van het mannelijk en vrouwelijk geslacht, die als gezinsvoogd kunnen worden aangewezen; de verhouding van den gezinsvoogd tot den kinderregter: de onderlinge ver- houding der gezinsvoogden en, zoo noodig, hunne bezoldiging; de kosten, welke uit de ondertoezigtstelling voortspruiten. — B. TWEEDE AFDEELING i. Van de ontheffing en de ontzetting van de ouderlijke magt. Artikel 374a. Hij die de ouderlijke magt uitoefent kan, hetzij ten aanzien van een of meer kinderen, op verzoek van den voogdijraad of op vordering van het openbaar ministerie van de ouderlijke magt worden ontheven op grond dat hij ongeschikt of onmagtig is zijn pligt tot verzorging en opvoeding te vervullen, en het belang der kinderen zich niet uit anderen hoofde tegen die ontheffing verzet. > Indien de regter het in het belang der kinderen noodzakelijk oordeelt, kan ieder der ouders, voor zoover hij de ouderlijke magt nog niet verloren heeft, op verzoek van den anderen der ouders, van een der bloedverwanten of aangehuwden der kinderen tot den vierden graad ingesloten, van den voogdijraad of op de vordering van het openbaar ministerie van de ouder- lijke magt over alle of over een of meer kinderen worden ontzet op grond van: 1°. misbruik van de ouderlijke magt of grove ^erwaar- loozing van de verpligting tot onderhoud en opvoeding van een of meer kinderen; 2°. slecht levensgedrag; 3°. onherroepelijke veroordeeling wegens het opzettelijk deelnemen aan eenig misdrijf met een aan zijn gezag onder- worppn minderjarige; 32 75* 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. 4°. onherroepeiyke veroordeeling wegens eenig misdrijf' omschreven in de titels XIII, XIV, XV, XVIII, XIX en XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd tegen een aan zijn magt onderworpen minderjarige; ó°. onherroepelijke veroordeeling tot eene vrijheidsstraf van twee jaren of langer; T 6°. het opzettelijk niet medewerken met den gezins- T voogd, belast met het toezigt op een of meer kinderen, of het bij de opvoeding in ernstige mate veronachtzamen van de aanwijzingen van den gezinsvoogd. Onder misdrijf worden in dit artikel ook begrepen mede- pligtigheid aan en poging tot misdrijf. Artikel 3746. |— den kinderregter • —| kinderregter —| kinderregter |— hem • —| den kinderregter De verzoeken of vorderingen in het vorige artikel bedoeld be- vatten de feiten en omstandigheden waarop zij zijn gegrond, en worden met de tot staving daarvan dienende bescheiden ingediend bij &t nrrnnrligrnmnntr ruipthnnfc der woonplaats of bij gebreke daarvan der laatste woonplaats van hem, wiens ontheffing of ontzetting gevraagd wordt, af, iniitien hot botroft ontheffing nf nniïflthiin u'in nnntriar anders, Aie na eulniding van tafel an had mat da nitnnfaning dor anflerlijlio magt io hoi^ g f v.ij ria oi-r nn ^ JOOmcn ( 0 Mgth—>| Ma """ hot "mitrk of vnii den piïrh tnt ïrhaiding mn tifnl nn fcaé* heeft Itonnia gpnnmpn Op het verzoek of de vordering wordt door den griffier der arrnndisïftmantgiragfhinlr de dag van indiening aan- geteekend. Tenzij het verzoek tot ontheffing of ontzetting van den voogdijraad is uitgegaan, worden de verzoeken of vorderingen met de bovenbedoelde bescheiden door den griffier der nnon rUcor.r.mr.fg.vnpthQr.ir t Pn spoedigste in afschrift medegedeeld aan dien raad. Bij het verzoek of de vordering tot ontheffing wordt, zooveel mogelijk, tevens vermeld op welke wijze hetzij in de uitoefening van de ouderiyke magt hetzij in de voogdij is te voorzien, on bij alle verzoeken of vorderingen in het vorige artikel bedoeld geschiedt tevens opgave van de namen der ouders en van hunne woonplaats en hunne verblijfplaats, voor zoover die bekend zijn, van de namen en woonplaatsen der bloedverwanten of der aangehuwden, die overeenkomstig artikel 388 moeten worden opgeroepen, zoomede vau de getuigen, die de feiten in het verzoek of de vordering gesteld zouden kunnen staven. Ontheffing wordt niet uitgesproken indien hij die de ouderlijke magt uitoefent zich daartegen verzet. Artikel 374 c. De i^gtlmnln doet uitspraak na verhoor of behoorlijke oproeping van de ouders, de bloedverwanten of aangehuwden der kinderen en den voogdijraad. De voor het verhoor bestemde dag wordt niet later gesteld dan veertien dagen, nadat het verzoek of de vordering tot ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt is ingediend, wanneer de beide ouders zich binnen het Koningrijk, niet later dan een maand, indien een hunner of beiden zich elders in Europa, niet later dan drie maanden, indien een hunner of beiden zich buiten Europa bevinden en niet later dan twee maanden, indien de verblijfplaats van een hunner of van beiden niet bekend is. De rei)tbank|:an tevens bevelen, dat tegen denzelfden dag de door hu aan te wijzen getuigen, al of niet uit de bloedverwanten of aangehuwden gekozen, zullen worden opgeroepen, ten einde ondor eede te worden gehoord. Artikel 874e bis. Alle oproepingen geschieden door den griffier dm I—tiimt .-. 1Q „i-^ f°jhniii- Hij aange/eekeuden brief uiterlijk op den tweeden dag, nadat het verhoor is bepaald, te verzenden; indien echter oproeping moet plaats hebben van een persoon, wiens verblijf- plaats niet bekend is, dan wordt zij onverwijld door den griffier geplaatst in een of meer door da "^'"" i| - | aan te wijzen nieuwsbladen. De oproeping van hem, wiens ontheffing of Bijlagen. 75. Invoering van den kinderrechter en van Gewijzigd ontwerp. \— kinderregter —| hij |— den kinderregter —| kinderregter |— kinderregter —\ kinderregter \— kinderregter —| den kinderregter f De kinderregter is echter bevoegd tot deze niet openbare teregtzitting bijzonderen toegang te verleenen. Handelingen der Staten-Generaal. Bijladen. 1920—1921. 5. Tweede Kamer. 33 de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Bestaande tekst. ontzetting van de ouderlijke magt wordt verzocht of gevorderd, gaat, tenzij zijne verblijfplaats niet bekend is, vergezeld van eene beknopte opgave van den inhoud van het verzoek of de vordering. Indien de rfgtbanlt het noodig oordeelt, kan Ejj| buiten de reeds aangewezenen ook andere personen, welke op den be- paalden dag mogten zijn verschenen, als getuigen onder eede hooren, zoomede nader verhoor van getuigen bevelen; deze laatste getuigen worden in de nadere beschikking aangewezen en op gelijke wijze opgeroepen tegen een dag, niet later dan drie weken, indien zij allen zich binnen het Koningrijk bevinden, of anders niet later dan drie maanden, na het eerste verhoor. Artikel 374 c ter. Gedurende het onderzoek kan ieder tot de uitoefening der voogdij bevoegde ingezetene des Koningrijks en het bestuur van elke der in artikel 421 genoemde vereenigingen, stichtingen en instellingen van weldadigheid zich tot (fa lagtbanli wenden met een verzoek- schrift om met de voogdij te worden belast. De reglbaiik|can hunne oproeping bevelen, om over dit verzoekschrift te worden gehoord. Ingeval het verzoek of de vordering wordt toegewezen, oefent de echtgenoot van hem wiens ontheffing of ontzetting uitge- sproken is, van rechtswege de ouderlijke magt uit, tenzij hij eveneens daarvan was ontheven of ontzet. Niettemin kan de rtgtbanfr hem op verzoek van den voogdij - raad, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve mede van de ouderlijke magt ontheffen, indien daartoe termen zijn. Op deze ontheffing is het laatste lid van artikel 371b toepasselijk. Bij zoodanige ontheffing, zoomede indien de echtgenoot reeds van de ouderlijke magt is ontheven of ontzet, voorziet de rogtbcmh |tevens in de voogdij en de toeziende voogdij over de kinderen die aan de ouderlijke magt worden onttrokken. In de beschikking waarbij de ontheffing of de ontzetting wordt uitgesproken, zal hy die de uitoefening van de ouderlijke magt verliest, worden veroordeeld om rekening en verant- woording van zijn beheer te doen aan den anderen echtgenoot of den voogd. De ifrgtbamli kan bovendien, indien de kinderen die onder de ouderlijke magt of de voogdij van verschillende personen komen, goederen gemeen hebben, één dezer of een ander persoon aanwijzen om onder de noodige door do wgtfc—h | te stellen waarborgen het bewind over de goederen waar te nemen, totdat scheiding en deeling heeft plaats gehad overeenkomstig den 16den titel van het tweede boek. Artikel 374 d De behandeling der zaak geschiedt ter teregtzitting met gesloten deuren. |~ De met redenen omkleede beschikking wordt binnen veertien dagen na het laatste verhoor in het openbaar uitgesproken; zij kan uitvoerbaar verklaard worden bij voorraad niettegem staande verzet of beroep, met of zonder borgtogt, en zulks op de minuut, ook vóór derzelver registratie. Wanneer hij, wiens ontheffing of ontzetting is verzocht of gevorderd, op de oproeping niet is verschenen, kan hij tegen zijne ontheffing of ontzetting in verzet komen, binnen acht dagen nadat de beschikking of eenige uit kracht daarvan op- gemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan hem in persoon is beteekend of na het plegen door hem van eenige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat de beschikking of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. Hij wiens verzoek, of het openbaar ministerie welks vorde- ring tot ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt is afgewezen, en hij die, op de oproeping verschenen, van de ouderlijke magt is ontheven of ontzet, gelijk mede hij wiens 34 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. |— des kindenegters -4 den kinderregter |— hem - hij ^- den kinderregter |— den regter, —| regter |— regter H hij |— De regter is echter bevoegd tot deze niet openbare teregt- zitting bijzonderen toegang te verleenen. Bestaande tekst. verzet is afgewezen, kan binnen veertien dagen na de uitspraak van de beschikking |*>r '•°g^ n ni, j n hooger beroep komen. Wanneer het verzoek of de vordering strekt tot ontzetting van de ouderlijke magt, staat het aan da raqthnnlJ vrij, gedurende het onderzoek de uitoefening van de ouderlijke magt geheel of gedeeltelijk te schorsen en aan den anderen der ouders of aan een ander door |inui aan te wijzen persoon of aan den voogdijraad zoodanige bevoegdheden ten aanzien van den persoon en de goederen der kinderen toe te kennen als etj> zal oirbaar achten. Tegen de in het voorgaande lid bedoelde beschikkingen is geenerlei voorziening toegelaten. Zij behouden hare kracht totdat de uitspraak omtrent de ontzetting kracht van gewijsde heeft verkregen. De kosten voor het onderhoud en de opvoeding der minder- jarigen, ingevolge het vijfde lid gemaakt door den persoon door f° 'Qj*-h->»v aangewezen of door den voogdijraad, kunnen door deze op de goederen en inkomsten der minderjarigen en bij onvermogen der kinderen op die hunner ouders worden verhaald; de laatsten zijn hoofdelijk voor voldoening dier kosten aansprakelijk. Hij die tot zulk verhaal in regten optreedt, wordt geacht van den regter vergunning te hebben verkregen kosteloos te procederen. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van dengene, die zijne reeds vroeger afgewezen vordering andermaal aan- hangig maakt. Artikel 374 e. Hij, die van de ouderlijke magt is ontheven of ontzet, kan, zoowel op eigen verzoek als op verzoek van hen, die ingevolge artikel 374 a bevoegd zijn ontheffing of ontzetting te verzoeken, zoomede op vordering van het openbaar ministerie, in de ouder- lijke magt worden hersteld of tot voogd over zijne minderjarige kinderen worden benoemd, indien blijkt, dat de feiten, die tot de ontheffing of ontzetting hebben geleid, zich niet langer daar- tegen verzetten. Het verzoek of de vordering wordt ingediend bij |f. i'ejjjtbaHh die van het verzoek of de vordering tot ont- heffing of ontzetting heeft kennis genomen, tnnnij do onthovono ontbonde bed, in ivelke gevalle] het verzoek ingediend door echtsc leiding of na bij de regtb tot schei ling van tafe en bed, ech scheiding var of de vorderi ig wordt nk die van li jt verzoek of len eisch scheiding of o ïtbinding tafel en De uijibia^ doet uitspraak, na verhoor of behoorlijke op- roeping zoo mogelijk van beide ouders, van de bloedverwanten of aangehuwden der kinderen, alsmede van den voogdijraad en, indien de kinderen onder voogdij staan, van den voogd of het bestuur der verceniging, stichting of instelling van weldadigheid waaraan de voogdij is opgedragen en den toe- zienden voogd. Indien de [-ngtbnnii het noodig oordeelt, kan xd bevelen, dat getuigen, al of niet uit de bloedverwanten of aangehuwden gekozen, onder eede zullen worden gehoord. De behandeling der zaak geschiedt ter teregtzitting met gesloten deuren. |— De met redenen omkleede beschikking wordt in het open- baar uitgesproken. Zij kan worden verklaard uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande verzet of beroep, met of zonder borgtogt, en zulks op de minuut, ook vóór derzelver registratie. Tegen de beschikking, waarbij het verzoek of de vordering wordt toegewezen, kan diegene der ouders, die daardoor de uitoefening der ouderlijke magt of de voogdij verliest, indien hij op de oproeping met is verschenen, in verzet komen binnen acht dagen nadat de beschikking of eenige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoeriiig daarvan strekkende akte aan hem in persoon is beteekend of na het plegen door hem van eenige daad waaruit •noodzakelijk voortvloeit, dat de beschikking of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. Binnen veertien dagen na de uitspraak kan hooger beroep worden ingesteld door hem wiens verzoek, of door het open- 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. baar ministerie welks vordering, zoomede door hem wiens verzet is afgewezen, benevens door degenen, die zijn gehoord en ondanks wier tegenspraak het verzoek of de vordering is toegewezen. Artikel 374ebt». Indien de minderjarigen zich niet reeds bevinden in de feitelijke magt van den persoon of van het bestuur der ver- eeniging, stichting of instelling van weldadigheid, aan welke ingevolge eenige regtelgke beschikking in deze afdeeling be- doeld de uitoefening van de ouderlijke magt of de voogdij toekomt, of van den persoon of van den voogdijraad, aan welken de kinderen mogten zijn toevertrouwd krachtens de beschikking bedoeld in artikel 374d, vijfde lid, wordt in dezelfde regterlijke beschikking tevens de afgifte der kinderen aan dengene, wien het gezag over de minderjarigen tengevolge van zulke be- schikking toekomt, bevolen. Wordt de afgifte der minderjarigen door hem in wiens feitelijke magt deze zich bevinden, geweigerd, dan kan degene, wien krachtens regterlijke beschikking het gezag over hen toe- komt, hunne overbrenging doen geschieden doorden deurwaarder, aan wien door hem deze tenuitvoerlegging der beschikking is opgedragen. Deze tenuitvoerlegging geschiedt niet dan nadat de beschik- king is beteekend aan hem, wien het gezag over de minder- jarigen is onttrokken, zoomede aan hem, onker wiens feitelijke magt zich de minderjarigen mogten bevinden. Ingeval van feitelijken wederstand kan de deurwaarder de hulp van de openbare burgerlijke magt inroepen. « - De deurwaarder zal elke plaats kunnen betreden, waar de minderjarigen zich bevinden of vermoed worden zich te be- vinden; indien echter de minderjarigen zich bevinden of ver- moed worden zich te bevinden in een woning, waarvan de toegang door den bewoner wordt geweigerd of waarvan de deuren gesloten zijn, zal de deurwaarder zich vervoegen bij het hoofd van het gemeentebestuur of het lid, dat hem vervangt, of bij eenen commissaris van politie daartoe door den burge- meester aangewezen, in wiens tegenwoordigheid het binnen- treden der woning zal geschieden. Van de tegenwoordigheid van dezen ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn uit kracht van dit artikel is verrigt, zal melding worden gemaakt in het proces-verbaal van tenuitvoerlegging, welk stuk door dien ambte- naar mede zal worden onderteekend. Artikel 374/". De officier van justitie is bevoegd, op grond van de feiten die tot ontzetting van de ouderlijke magt aanleiding kunnen geven, minderjarigen voorloopig aan de magt van hem die de ouderlijke magt uitoefent te onttrekken en aan de zorg van den voogdij - raad toe te vertrouwen totdat door den regter in de ouderlijke magt of de voogdij zal zijn voorzien, of door den regter zal zijn beslist dat geene voorziening noodig is en deze beschik- king kracht van gewijsde zal hebben verkregen. De bepalingen van het zevende en het achtste lid van artikel 374d zijn ten deze toepasselijk. Bijaldien de officier van justitie van bovenbedoelde bevoegd- heid gebruik maakt vóór een, verzoek of vordering tot ontzet- ting bij den regter is ingediend, is hij verpligt zonder verwijl tot de indiening van die vordering over te gaan. Indien de afgifte der minderjarigen aan den voogdijraad wordt geweigerd, kan de officier van justitie hunne overbrenging doen geschieden door den deurwaarder of dienaar der openbare magt door hem belast met de tenuitvoerlegging van zijn bevelschrift. De bepalingen van het derde, vierde en vijfde lid van artikel 374e6t's vinden overeenkomstige toepassing. Artikel 374 g. Hij die van de ouderlijke magt is ontheven of ontzet is verpligt, ten behoeve van het onderhoud en de opvoeding der aan zijn magt onttrokken kinderen, zooveel aan den 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. voogdyraad uit te keeren als zal zijn bepaald door den \—- kinderregter, IrnntnnroQtnr) binnen wiens regtsgebied de kinderen onmiddel- lijk voor het uitspreken der ontheffing of ontzetting woon- plaats hadden. Is door den voogdijraad bij een verzoek tot ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt, of wel ge- durende het onderzoek, bedoeld in artikel 374 c ter, de bepaling —^ den kinderregter der uitkeering aan da Wgtt—M verzocht, dan geschiedt die bepaling in de beschikking, waarbij de ontheffing of de ont- zetting wordt uitgesproken. \— kinderregter De finntenragtar ïl da ragtbnnh stelt, op verzoek van den voogdijraad en na verhoor of behoorlijke oproeping van den tot uitkeering verpligte en van de bloedverwanten of aangehuwden der minderjarigen, alsmede van degenen onder wier ouderlijke magt of voogdij ile kinderen zich bevinden, het bedrag vast van hetgeen krachtens het voorgaande lid te hunnen behoeve aan den voogdijraad wekelijks, maandelijks of driemaandelijks zal zy'n uit te keeren. Op verzoek van hem, die krachtens het eerste lid tot uit- keeiïng verpligt is of van den voogdijraad kan de beschikking in het voorgaande lid bedoeld, door den regter die haar heeft genome^ worden gewijzigd. De wijziging moet zijn gegrond op de overweging dat hetzij het inkomen van den tot uitkeering verpligte, hetzij de behoeften van den minderjarige verandering hebben ondergaan. De regter beschikt na verhoor of behoorlijke oproeping van hem, onder wiens ouderlijke magt of voogdy de minderjarige zich bevindt of van het bestuur der vereeniging, stichting of instelling van weldadigheid waaraan de voogdij over den minderjarige is opgedragen, alsmede van de bloed- verwanten of aangehuwden vari den minderjarige; ingeval het verzoek is gedaan door den tot uitkeering verpligte, bovendien van den voogdijraad, of ingeval het verzoek is gedaan door den voogdijraad, bovendien van den tot uitkeering verpligte. |— den eersten zin van het eerste lid De in foot twoode lid — dit ortiUal bedoelde beschikking don liantonrogtora , zoomede de beschikkingen in het derde lid van dit urtiltnl bedoeld, zijn uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en vóór de registratie, en daarvan kan binnen veertien dagen na hare dagteekening hooger beroep worden ingesteld. Artikel 374 ft. ledere uitspraak houdende ontheffing of ontzetting van de ouderlijke magt wordt onmiddellijk door den griffier doii pogtbanli in afschrift medegedeeld aan hem op wien de uitoefening der ouderlijke magt overgaat of die met de voogdy' wordt belast, alsmede aan den voogdyraad. Indien het afschrift niet vermeldt den naam van hem van wien de tot uitkeering verpligte loon of wedue geniet, zal de griffier, bij de toezending van het afschrift, daarvan zoo mogelijk opgave doen. Gelijke mededeeling geschiedt door den griffier van hot kaïitong-oi'oohfr of don rogthonk van de regterlijke beschikkin- gen in het voorgaande artikel bedoeld. Bij niet geregelde voldoening van de vastgestelde uitkeering is de voogdijraad bevoegd van de in het voorgaande lid be- doelde mededeeling kennis te geven aan den persoon van wien de tot uitkeering verpligte loon of wedde geniet. Die kennisgeving geschiedt schriftelijk en wordt door hem aan wien zij gerigt is, voor „gezien" geteekend, aan den voogdijraad teruggezonden. Bijaldien de kennisgeving niet binnen acht dagen na de verzending voor „gezien" geteekend door den voogdijraad is terugontvangen, wordt zij herhaald bij deurwaardersexploit. Door het voor „gezien" teekenen of de beteekening der kennisgeving, in het voorgaand lid bedoeld, is de persoon, tot wien deze gerigt werd, verpligt om, zoolang de voogdijraad dat mogt verlangen, tot kwijting en ten hoogste tot het bedrag van hetgeen door hem als loon of wedde aan den tot uit- keering verpligte verschuldigd is, aan den voogdijraad de wekelijksche, maandelijksche of driemaandelijksche uitkeeringen te voldoen, waartoe de tot uitkeering verpligte, krachtens het Bijlagen. 75. 5. Tweede Kamer. 37 Invoering 1 van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. bepaalde bij het voorgaande artikel, tegenover den voogdijraad ' is gehouden. Uitbetalingen in strn'd met bovenstaande voorschriften gedaan ontheffen niet van de verpligting tot uitkeering aan den voogdijraad. Onder loon of wedde zijn begrepen bezoldigingen en pensioenen wegens ambten of bedieningen, zoomede geldelijke vergoedingen of uitkeeringen, voorzoover deze periodiek worden uitbetaald, krachtens eenige wettelijk voorgeschreven ziekte- of ongeval- lenverzekering, of krachtens eenige verzekering of uit eenig fonds, waarin de deelneming is bedongen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. De bepalingen van artikel 757 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, en van de bijzondere wetten en wettelijke verordeningen krachtens welke schuldeischers alleen binnen de daarin aangegeven grenzen en op de daarin bepaalde wijze ten aanzien van tractementen, soldijen of pensioenen alsmede van de geldelijke vergoedingen of uitkeeringen, in dit lid bedoeld, regten kunnen doen gelden, blijven ten deze buiten werking. De behandeling der vorderingen van den voogdijraad tot uitkeering tegen hem van wien de tot uitkeering verpligte loon of wedde geniet, geschiedt steeds voor den kantonregter en op de wijze van procederen in zaken betrekkelijk tot eene arbeidsovereenkomst. Artikel 371 i. De tenuitvoerlegging van de regterlijke beschikkingen bedoeld in artikel 374gr, waartoe.de voogdijraad kan overgaan op den dag volgende op dien waarop de uitkeeringen moeten geschieden, heeft plaats zonder voorafgaande beteekening of bevel tot betaling. Artikel 374 A. De gemeentebesturen en de ambtenaren van den burgerlijken stand zijn verpligt, zooveel in hun vermogen is, aan alle voogdijraden kosteloos alle inlichtingen te verschaffen en zijn voorts gehouden kosteloos alle afschriften en uittreksels uit hunne registers te verstrekken, welke die raden in het belang van de hun opgedragen taak van hen vragen; de te verstrekken afschriften en uittreksels zijn vrij van zegel. Artikel 374 i. Alle verzoekschriften, vorderingen, beschikkingen, exploiten en alle andere stukken, opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van deze afdeeling, zijn vrij van zegel en worden, voor zooveel de registratie wordt vereischt, gratis geregistreerd. Alle verzoeken in deze afdeeling bedoeld, welke uitgaan van de voogdijraden, worden kosteloos behandeld en de door die raden in het belang van de hun opgedragen taak gevraagde grossen, afschriften en uittreksels worden hun door de griffiers vrij van alle kosten uitgereikt. DERDE AFDEEDING. Van de icederzijdsche verpligtingen ttisschen de ouders of voorouders en de kinderen en verdere afkomelingen. {In deze afdeeling worden geene wijzigingen aangebrdcht.) ZESTIENDE TITEL. Van minderjarigheid en voogdij. EERSTE AFDEELING. Van de minderjarigheid. Artikel 385. Minderjarigen zijn de zoodanigen die den vollen ouderdom van een en twintig jaren niet hebben bereikt, en niet vroeger in den echt zijn getreden. Hand eliti jti dei Staten-Generaal. Bijladen 1920—1921. 38 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. |™ benoeming tot gezinsvoogd; J uitspraak omtrent ondertoezigtstelling van minderjarigen: ontslag als gezinsvoogd; vooiioopigc ondertoezigtstelling ingevolge artikel 373 | hunner woonplaaats ten aanzien van alle, van een of van meer der onder hun gezag gestelde minderjarigen van de voogdij worden ontheven, indien een tot de uitoefening der voogdij bevoegde ingezetene van het Koning- rijk of het bestuur van een der in artikel 421 genoemde vereenigingen, stichtingen of instellingen, van weldadigheid zich schriftelijk bereid' verklaart haar over te nemen en de rigtbanli| die overneming in het belang der minderjarigen acht. De fregte—k beslist na verhoor of behoorlijke oproeping der ouders, van den voogd en van den toezienden voogd, van de bloedverwanten of aangehuwden der minderjarigen en van den voogdijraad, en voorziet, indien het verzoek of de vordering wordt toegestaan, tegelijkertijd in de voogdij of toeziende voogdij; blijkt bij de voorziening in de voogdij, dat ook de toeziende voogdij openstaat, dan voorziet de rngtl. onli| tevens in deze laatste. Het bepaalde in het derde lid van artikel 438 is ten deze toepasselijk. De voor het verhoor bestemde dag wordt niet later gesteld dan veertien dagen nadat het verzoek of de vordering tot ontheffing is ingediend; wordt de ontheffing gevraagd of gevorderd van een vader-voogd of eene moeder- voogdes, dan kan deze termijn worden verlengd toe een maand, 44 75a 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling van minderjarigen. ftewijzigd ontwerp. "J" De kinuerregter is echter bevoegd tot deze niet openbare teregtzitting bijzonderen toegang te verleenen. i_ des kinderregtere Bestaande tekst. indien de persoon, wiens ontheffing wordt gevraagd of gevorderd, zich buiten het Koningrijk, doch in Europa bevindt, tot drie maanden, indien hij zich buiten Europa bevindt, of tot twee maanden, indien zijne verblijfplaats niet bekend is. Alle oproe- pingen hebben plaats op de wijze in het tweede lid van artikel 438 a voorgeschreven; getuigenverhoor kan worden bevolen op den voet van het bepaalde in het laatste lid van dat artikel. De behandeling der zaak geschiedt ter teregtzitting met gesloten deuren. T De met redenen omkleede beschikking wordt binnen veertien dagen na het laatste verhoor in het openbaar uitgesproken; zij kan uitvoerbaar verklaard worden bn' voorraad niettegenstaande verzet of beroep, met of zonder borgtogt, en zulks op de minuut, ook vóór derzelver registratie. Wanneer hij wiens ontheffing krachtens het eerste lid is verzocht of gevorderd, op de oproeping niet is verschenen, kan hij tegen z\jne ontheffing in verzet komen binnen acht dagen, nadat de beschikking aan hem in persoon is beteekend of na het plegen door hem van eenige daad waaruit nood- zakelijk voortvloeit, dat de beschikking of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. Hij wiens verzoek, of het openbaar ministerie welks vordering tot ontheffing is afgewezen, en hij die, op de oproeping verschenen, van de voogdij of toeziende voogdij is ontheven, gelijk mede hij wiens verzet is afgewezen, kan binnen veertien dagen na de uitspraak van de beslissing der regtbank in hooger beroep komen. Tegen de b|«Mwhïfl bedoeld in het tweede lid is geen hooger beroep toegelaten. Artikel 4406. —| den regter, -^ regter J— regter hij De vader of de moeder, die van de voogdij over eigen kinderen is ontheven of ontzet, kan, zoowel op eigen verzoek als op verzoek van hen, die bevoegd zijn ontheffing.of ontzetting te verzoeken, zoomede op vordering van het openbaar ministerie, in de voogdij worden hersteld, indien blijkt dat de feiten die tot ontheffing of ontzetting hebben geleid zich niet langer daartegen verzetten. Het verzoek of de vordering wordt ingediend bij de regtbank, die van het verzoek of de vordering tot onthiffiiig mf afzetting heeft kennis genomen, tenzij het huwelijk van den onthevene of ontzette is ontbonden dmmr oahtiiahoidinnj in wal In ga—1 tint irnrranlr mf Aa ïiriiirrifliiiirj urardt [aggjEUjd ^'j fa Mgahaafc üê MM f1 "" " ;c -" h +"+ ggj^tggj^u^g U^n Ironie g,,,^»,^,, Pxagfchaali ' 1 "" f - ;| -"p-""'- na verhoor of behoorlijke oproeping zoo mftflalijli van beide ouders, alsmede van den voogd of het bestuur der vereeniging, stichting of instelling van weldadigheid waaraan de voogdij is opgedragen, van den toezienden voogd, de bloedverwanten of aangehuwden der kinderen en van den voogdijraad. Indien de regtbank het noodig oordeelt, kan zy bevelen, dat getuigen, al ai' niar jiit de bloedverwanten of a;m- gehuwden gekozen, onder eede zullen worden gehoord. Het derde, vierde, vijfde en zesde lid van artikel 374c zijn ten deze toepasselijk. Artikel MO b bis. Indien de minderjarigen zich niet reeds bevinden in de feitelijke magt van den persoon of van het bestuur der ver- eeniging, stichting of instelling van weldadigheid, aan welke ingevolge eenige regterlijke beschikking in deze afdeeling bedoeld de voogdij toekomt, of van den persoon of van den voogdijraad, aan welken de kinderen mogten zijn toevertrouwd krachtens do beschikking bedoeld in artikel 439, derde lid, wordt in dezelfde regterlijke beschikking tevens de afgifte der kinderen aan dengene, wien het gezag over de minder- jarigen tengevolge van zulke beschikking toekomt, bevolen. De bepalingen van het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 374 e bis zijn ten deze toepasselyk. Bijlagen. 75. 5. Tweede Kamer. 45 Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezicli(stelling van minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. Artikel 440 c Het bepaalde in de artikelen 374 g, 374 h en 374/ geldt mede bij ontheffing of' ontzetting van den vader of de moeder van de voogdij over eigen kinderen. Artikel 440 d. Alle verzoekschriften, vorderingen, beschikkingen, exploiten en alle andere stukken, opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van deze afdeeling, zijn vrü van zegel en worden, voor zooveel de registratie wordt vereischt, gratis geregistreerd. Alle verzoeken in deze afdeeling bedoeld, welke uitgaan van de voogdijraden, worden kosteloos behandeld en de door die raden in het belang van de bun opgedragen taak gevraagde grossen, afschriften en uittreksels worden hun dooi' de griffiers vrij van alle kosten uitgereikt. |— Indien de minderjarige onder toezigt is gesteld, is de voogd, behoudens beroep op den kinderregter, verpligt zich bij de opvoeding te gedragen naar de aanwijzingen van den gezinsvoogd. TIENDE AFDEELING. Van het toezigt van den voogd over den persoon des minderjarigen. Artikel 441. De voogd zal voor het onderhoud en de opvoeding van den minderjarige overeenkomstig diens vermogen zorg dragen, en denzelven in alle burgerlijke handelingen vertegenwoordigen. De minderjarige is aan zijnen voogd eerbied verschuldigd. daai :oe er Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1920—1921. Wanne over het regtbank deze den min eene voo; opneming diens on langer n achtereen de bescb bereikt. < bereikt li dan tot De reg of behoo bloedver gaders u raad en, den Bij nie het ver alsdan t door een worde g bevel var op dien regtbank of Er zal worden waarin e Indien beslist, d kosten tan U»ty r, mini ei In o weigei m de ï a de voogd ?edrag van op zijn verzot door hem erjarige voor dat doel bij geschiedt te •mogen ten >gen worden olgende maan vking den Ier wanneer de eft. gedurendi •szelfs meerde bank kan de lijke oproepii anten of aan; verhoor van 1 lehoudens het jarige. verschijning r bepaald bepalen dag deurwaarder c bragt; deze het openbaar naderen dag zonder hem t< gfWigUge reden|n minderjarige k, of op dat is aangezocht, een bepaalde i e wet aang ï koste van oste van den gelast dan gei den, wanneer tijd van veert minderjarige c scli j e te dezen opzit acht genoije hter de reden de regtbank it de minderji de opnemi — don Btal l! a m Artikel II'Ji van nnsnoe kan de arrondi an den voogdij e zijnen behoe\|e tijd doen e vlezen Rijksinrij len minderjar roogd; zij zal urende ten de minderj ;n jaren nog 3 dat tijdstip di ten hoogste e jarigheid. ipneming niet van den t ehuwden van et openbaar ml bepaalde in Van den mind rst de regtba en gelast zij, dienaar der schikking w ministerie; niet te zijn lebben geho< te geen verde behalve n niet zullen bij het gevei ige en de v g verbonden n jaar en nmtr en heeft sements- 46 75. 5. Invoering van den kinderrechter en van de ondertoezichtstelling vaji minderjarigen. Gewijzigd ontwerp. Bestaande tekst. De Ut tenuitvo' tot dezei Bij jarige te iniïgting blijkt te toestand De vo neming duur de: in het De re voor ten het beve inrigting verblijf bc duit TTTTnrTT *t*tet ma, w ej-gelegd op bei gerigt verzoe van den allen tyde uit worden ontsh) zijn opgehe ?een verder vi gd blijft altijc •epaalden tijd opneming artikel ank zal die oogste zes achlfcn wordt niet waar het udt, of degen j 3 v< n t< vi nge g.b; I :. Wrr* van den ofJ van den vo T^ 0 fd. VrtiKel 442 «, Minister van de in het vor (1 jen, wanneer of zijne lig rblijf aldaar b meester om te verkorten, verkrijgen, z mbeten worden 'erlenging eenvolgende en dan na< tijdens hel dio hem vei gi geve k nd iÜL LiLiukji Justitie kan d ge artikel bedo oorzaak zijne) hamelijke of ykt te gedoog en in het be Om verlenging 1 opnieuw hel n acht voor niet aanden moger at het hoofd verzoek om rangt. op het genorr. ;n. tolk ma •i TITtt cier van justite na een i minder- lde Rjjks- plaatsing eestelijke n. v ri tot op- van den bepaalde mger dan gelasten; Ier Rijks- erlenging verzoek is