ࡱ > ! q` 5 bjbjqPqP .: : : X X X X X X X l 4f 4f 4f 4f , `f l h pg g g g g g g g o q q q q q q p h : q Q X +h g g +h +h q X X g g t t t +h X g X g o t +h o t t . H X X g dg EAH 4f m 3 @ 3 < 0 s @ r d X g g t g g w g g g q q t
g g g +h +h +h +h l l l 0 P5 0 l l l P5 l l l X X X X X X Uitvoeringsplan Verbetering indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg 2006
InhoudsopgaveInhoudsopgave 2Inleiding 3Stroomgericht indiceren 5 De scholingsmodules 11 De implementatiestrategie 13 Begroting 16
Bijlage 119Uitgangspunten verbetering indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg 19
Bijlage 221Samenhang met andere ontwikkeltrajecten 21
Bijlage 3 23Globale Uitwerking modules 23
BijlagenImplementatiestrategie van 12 juni 2006
Inleiding
Het Bureau Jeugdzorg heeft door de invoering van de Wet op de Jeugdzorg per 1 januari 2005 een nieuwe taak namelijk het indicatiestellen. Deze taak omvat het analyseren van de hulpvraag om vervolgens met een indicatiebesluit uitvoering te geven aan het recht op jeugdzorg. Door het begeleiden van de klant bij het verzilveren van het indicatiebesluit in de juiste zorg en het volgen/evalueren van deze zorg heeft Bureau Jeugdzorg een belangrijke rol in het tot stand komen van een sluitende ketenaanpak in de zorg voor jeugdigen en hun opvoeders.
Na de invoering van het Referentie Werkmodel (een procesmatige aanpak) zijn er voor de Bureaus Jeugdzorg twee belangrijke initiatieven op het gebied van professionalisering van de Toegangstaken geweest:
1. De Branche Jeugdzorg heeft in maart 2006 het raamplan, gericht op Professionalisering in de Jeugdzorg, omarmd. Uitgangspunt van dit raamplan was de vraag:
hoe je het aanwezige innovatieve vermogen in de jeugdzorg kunt blijven koesteren en waarborgen, zodat het onderdeel is en blijft van het vakmanschap in de jeugdzorg en een systeem ontwikkelen waarin vakmanschap geborgd is binnen organisaties die voldoen aan kwaliteitscriteria, die afspraken maken met elkaar over de inhoud en het onderhoud van het vakmanschap; die willen laten zien dat deze kwalitatief goede instellingen door middel van vakmanschap op effectieve wijze hulpverlenen.
De Branche Jeugdzorg acht het versterken van het vakmanschap en het verbeteren van hetaanzien van de jeugdzorg noodzakelijk om goed gekwalificeerd personeel te krijgen en te behouden.
2.De Bureaus Jeugdzorg hebben in november 2005 de keuze gemaakt voor een kwaliteitsslag op het gebied van Kindermishandeling en het traject Indicatiestellen. Dit is vastgelegd in het Manifest Focus op Clintbelang. De uitwerking hiervan is gerealiseerd in het project OCB (Ontwikkeling Criteria Bureaus Jeugdzorg). De uitvoering van de resultaten zal gerealiseerd worden in het project VIB (Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg).
Met deze twee initiatieven is de basis gelegd voor de implementatie van het Project Toegang OCB gericht op:
deskundigheidsbevordering, een goed opgeleide en deskundige professional ondersteund door gevalideerde instrumenten. Een deskundigheidstraject gericht op de ontwikkeling van het vak indicatiesteller BJZ. Een vak dat een brede expertise vraagt op het gebied van opvoedings- en opgroeiproblematiek zowel vanuit de kant van Kindermishandeling, LVG-problematiek, GGZ problematiek en jeugdhulpverleningsproblematiek.
Uniformering, eenduidigheid in de werkwijzen en werkprocessen van de Toegang BJZ, het gebruik van hetzelfde instrumentarium en het gebruik van gelijke kwaliteitscriteria. De uitkomsten worden vertaald naar ten behoeve van de branche Jeugdzorg te certificeren opleidingen en beroepsgroepen.
De uitwerking van het project VIB zal vorm krijgen via twee sporen die gelijktijdig worden uitgevoerd:
Een landelijk traject, dat vorm zal geven aan het landelijk projectbureau dat bestaat uit een projectleider en enige inhoudelijke deskundigen;
Een provinciaal lopend traject waarin een projectleider van BJZ de voortgang bewaakt van het regionaal opgestelde implementatieplan.
Door de uitvoering van het traject VIB zullen de Bureaus Jeugdzorg komen tot een verbetering en uniformering van het indicatietraject. Hierbij wordt verondersteld dat dit ook leidt tot een grotere uniformering van de zorgtoewijzing. Om deze veronderstelling te toetsen wordt in september 2007 parallel het traject uniformering zorgtoewijzing gestart.
Het uitvoeringsplan is op de volgende wijze opgebouwd:
Hoofdstuk 1 beschrijft wat stroomgericht indiceren betekent voor de wijze waarop het indicatietraject wordt vormgegeven. Tevens wordt aangegeven welke instrumenten in de verschillende fasen van het traject worden ingezet;
Hoofdstuk 2 beschrijft de scholingsmodules;
Hoofdstuk 3 omschrijft de implementatiestrategie en de beoogde eindresultaten;
Hoofdstuk 4 beschrijft de begroting.
Middels dit uitvoeringsplan reageert de MOgroep op het verzoek van het IPO (de brief van d.d. 22 juni 2006 met als kenmerk 14454/2006) om een concreet uitvoeringsplan Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg (VIB) voor te leggen.
Stroomgericht indiceren
Om een goed beeld te kunnen vormen van de voorgestelde werkwijze binnen het project VIB wordt het concept stroomgericht indiceren hier verder toegelicht. Het concept staat in volledigheid beschreven in het werkdocument Criteria Indicatiestelling (d.d. 13 juni 2006). Onderstaand is dit schetsmatig weergegeven.
In het werkdocument worden zowel kwaliteitsvereisten voor het proces, het instrumentgebruik als de vereiste opleiding, ervaring en deskundigheid van medewerkers omschreven. Het werkdocument zal tijdens de implementatie worden vertaald naar een handboek kwaliteitsvereisten indicatietraject en traject kindermishandeling voor de medewerker van het Bureau Jeugdzorg. Hierin wordt aangegeven wat stroomgericht indiceren betekent voor de werkwijze van de medewerkers van Bureau Jeugdzorg. Onderdeel van het indicatietraject is het herkennen van signalen van Kindermishandeling. Dit handboek zal tevens de basis vormen voor de module Handboek kwaliteitseisen BJZ en hypothesedenken.
Het is belangrijk om vooraf vast te stellen dat de kwaliteitseisen ontwikkeld zijn om zorg te dragen dat het recht op jeugdzorg in Zeeland niet anders tot stand komt dan het recht op jeugdzorg in bijvoorbeeld Amsterdam. Hoewel deze kwaliteitseisen zich richten op de verdere professionalisering van de medewerker en het vakgebied, en daarmee op de tevredenheid van de clint, is de uniformering van werk- en besluitvormingsproces, instrumentgebruik en deskundigheidseisen nadrukkelijk de gekozen weg waarlangs dit bereikt wordt.
Het stroomgericht indiceren heeft als doelstelling:
Het zo snel mogelijk, met behoud van kwaliteit, bepalen of een klant een clint voor Bureau Jeugdzorg is;
Het zo snel mogelijk, met behoud van kwaliteit, bepalen wat het optimale indicatietraject voor de clint is, gegeven de aard en ernst van de problematiek;
Het zo snel mogelijk, met behoud van kwaliteit, bepalen wat de zorgaanspraken zullen zijn;
Het zo snel mogelijk, met behoud van kwaliteit, bepalen wat de urgentie is.
Onderstaand wordt globaal weergegeven hoe deze doelen tijdens de verschillende fasen van het indicatietraject bereikt worden.
Fase 1. Aanmelding en acceptatie
Wat is er aan de hand?
Is de clint aan het goede adres;
Wat is de aard en ernst van zijn problematiek;
Hoe is de draagkracht/draaglastverhouding (inschatting van de thuissituatie);
Wat is de urgentie waarmee de clint geholpen moet worden;
Welk indicatietraject past het best bij de clint?
Resultaat aanmelding
Vaststelling Klant wordt wel of niet clint van Bureau Jeugdzorg;
Eerste hypothese rond aard en ernst van de problematiek;
Gewogen draagkracht/draaglastverhouding;
Voorstel meest geigende indicatietraject (type 1 tot en met 4);
Doelstelling indicatietraject, wat moet worden onderzocht, welke hypothesen, hoe wordt onderzocht.
In schema ziet dit er als volgt uit:
Hoe stellen we dit vast:
Er wordt gewerkt met een standaard werkmethodiek: het gericht hypothesestellen;
Er wordt tijdens de aanmelding een landelijk gestandaardiseerde vragenlijst gehanteerd voor het vaststellen van de aard (gebruik van de ISIS) en ernst (Quick Step) van de problematiek;
Er wordt gebruik gemaakt van het ORBA-instrumentarium om het risico op kindermishandeling uit te sluiten (licht instrument risico taxatie);
Er wordt gebruik gemaakt van standaardcriteria voor de bepaling van de urgentie (Quick Step).
Fase 2. Analyse en opstellen diagnostisch beeld
In de eerste fase is een keuze gemaakt voor het meest geigende indicatietraject. Deze keuze is gemaakt uit onderstaande typen indicatietrajecten.
De 4 typen indicatietrajecten
Een indicatietraject (1) dat uitgaat van een volledig en actueel dossier aangeleverd door de voorliggende voorziening. Na toetsing aan criteria en instemming van ouders wordt zo snel mogelijk het indicatiebesluit opgemaakt. Doorlooptijd 1 week, sleuteltijd 4 uur ;
Er wordt onderscheid gemaakt in drie inhoudelijke typen indicatietrajecten (2,3,4) gericht op opvoedings- en ontwikkelingsproblematiek:
Indicatie 2, Enkelvoudige kindgerelateerde problematiek (eventueel psychosociaal, psychiatrisch of LVG). Doorlooptijd 2 weken, sleuteltijd 10 uur.
Indicatie 3, Meervoudige problematiek. Doorlooptijd 2 weken, sleuteltijd 14 uur.
Indicatie 4, Multiproblem. Doorlooptijd 4 weken, sleuteltijd 20 uur.
Mocht bij de aanmelding een vermoeden zijn of vaststelling van psychiatrische of LVG problematiek dan wordt tijdens het indicatietraject gebruik gemaakt van de handelwijze en specifieke instrumenten zoals vastgesteld in het protocol Jeugd GGZ of protocol LVG.
Het verloop van het indicatietraject
Er wordt gewerkt met een standaard werkmethodiek: het gericht stellen en onderzoeken van hypothesen;
Er wordt gewerkt met een instrument Gedragsgerichte vragenlijst (GV). De bureaus hebben hierbij gekozen voor het werken met CBCL of SPSY. Beide instrumenten zijn gericht op de kindproblematiek. Voorstel zou zijn in een later stadium te bekijken of in deze fase ook gebruik gemaakt kan worden van de NOSI, een instrument gericht op de problematiek van ouders en omgeving;
Er wordt afhankelijk van de problematiek gewerkt met specifiek op het verkennen van de problematiek gerichte instrumenten;
Daar waar sprake is van jeugd met psychiatrische of LVG problematiek worden de desbetreffende protocollen (inclusief voorgeschreven instrumenten) gevolgd;
Er is specifiek aandacht voor het onderkennen, onderzoeken en stoppen van kindermishandeling indien in de aanmeldingsfase signalen zijn geconstateerd. Bij sprake van kindermishandeling wordt het Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling gehanteerd;
Er wordt gewerkt met standaard doorlooptijden en sleuteltijden (momenteel getoetst door het project Doorbraak op haalbaarheid).
Resultaat-analyse en opstellen diagnostisch beeld
Met aantoonbare kwaliteit in een zo efficint mogelijk traject toetsen van de hypothese en vaststellen van de diagnose;
Integrale diagnose vastgesteld door een professional getraind in indicatiestellen en onderbouwd door het gebruik van een eenduidig instrumentarium;
Duidelijkheid over het soort zorgaanbod (provinciale Jeugdzorg, Jeugd GGZ of LVG) dat gevraagd wordt.
Fase 3. Vaststellen van de benodigde zorg en indicatiebesluit
Op basis van de diagnose en de hulpvraag wordt de benodigde zorg en de duur vastgesteld in het indicatiebesluit. Het indicatiebesluit bevat de volgende gegevens:
Korte beschrijving van de hulpvraag;
Beknopt overzicht van de uitgevoerde activiteiten in de analysefase;
Doelen van de hulpverlening;
Een advies wie de zorg kan of kunnen verlenen;
Eventueel vervangende zorg;
Duur van de zorg;
Benodigde zorg omschreven via de AMVB zorgaanspraken.
Onderstaand treft u het schema van het totale indicatietraject Toegang inclusief de instrumenten die in de verschillende fasen worden toegepast.
Voor het harmoniseren van de indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg met die van regionale expertise centra voor het onderwijs is de afspraak gemaakt daar waar mogelijk te handelen via de richtlijn integraal indiceren. Dit met het doel dat indicaties op elkaar worden afgestemd en geen dubbel werk hoeft te worden verricht. De Bureaus Jeugdzorg investeren veel mankracht in de ZATs. Met een betere aanwezigheid in deze netwerken van scholen, zal de richtlijn integraal indiceren steeds minder gebruikt hoeven te worden aangezien de indicatie voorbereid wordt in het ZAT.
In schema ziet dit er als volgt uit:
geel 1e fase aanmelding en acceptatiegroen 2e fase analyse en opstellen diagnostisch beeldoranje 3e fase vaststellen benodigde zorg en indicatiebesluit
Stroomgericht indiceren en uniformering zorgtoewijzing
Het project VIB heeft het doel om het stellen van het diagnostische beeld van clinten door medewerkers van Bureaus Jeugdzorg te uniformeren. Vervolgens is het uiteraard van belang dat deze uniformering van het diagnostische beeld leidt tot uniformering van de indicatiebesluiten (zorgaanspraken). Het n leidt niet automatisch tot het ander.
Het werken met instrumenten in de toegang kan wel bijdragen aan uniformering van de zorgtoewijzing. Uit een kleinschalig onderzoek van NIZW Jeugd bij Bureau Jeugdzorg Limburg blijkt dat de beoordelingen van de problematiek en van de benodigde hulp van twee hulpverleners nog weinig overeenstemmen. En team van het BJZ heeft iets betere resultaten; zij werken sinds enige tijd met Quick Step. Gebruik van instrumenten bevordert dus niet alleen de eenduidigheid van de beoordeling van de problematiek maar ook die van de indicatiebesluiten. En daarmee de zorgtoewijzing.
Een eenduidige beoordeling van het diagnostische beeld is een voorwaarde voor de uniformering van de indicatiebesluiten. Immers, voordat men het eens is over wat er helpt, zal men het eerst eens moeten worden over wat er aan de hand is. De uniformeringstrajecten dienen dus ook na elkaar te worden uitgevoerd. Wanneer Bureaus Jeugdzorg nog geen eenduidige werkwijze hebben bij het vaststellen van het diagnostische beeld, zal uniformering van de zorgtoewijzing niet tot stand komen.
Om de zorgtoewijzing meer te uniformeren is bovendien kennis en ervaring nodig over wat de meest gepaste hulp is bij welk diagnostisch beeld. Deze kennis is op dit moment nog onvoldoende voor handen. Deze uniformering is dus geen kwestie van scholing en opleiding van medewerkers alleen, maar eerst nog van kennis vergaren en richtlijnen ontwikkelen over wat wanneer het beste gendiceerd en toegewezen kan gaan worden. Om dit doel te bereiken start de MOgroep in het onderhavige project een onderzoeks- en verbetertraject.
Voor uniformering van de zorgtoewijzing is het volgende nodig:
Kennis over welke hulp het best gendiceerd kan worden bij welk diagnostisch beeld;
Richtlijnen voor het handelen bij de indicatiestelling gebaseerd op eerstgenoemde kennis en professionele ervaring;
Uniformering van het diagnostisch beeld (mbv Classificatiesysteem voor de jeugdzorg, gedragsvragenlijsten en de Quick Step).
Consequenties van de laatstgenoemde voorwaarde is dat dit onderzoek- en verbetertraject niet eerder kan starten dan september 2007 wanneer een aantal Bureaus Jeugdzorg voldoende medewerkers hebben opgeleid, de opgedane kennis hebben gemplementeerd en er enige convergentie is ontstaan bij het opstellen van het diagnostische beeld.
Het traject zou er dan als volgt uit zien:
Kennis verzamelen over wat werkt bij welk type problematiek. Deze kennis is deels voor handen. Steeds meer overzichtstudies komen beschikbaar (o.a. bij NIZW Jeugd / Nederlands Jeugdinstituut onder meer tbv de programmeringstudie van ZonMw). Op basis van de vergaarde kennis van wat werkt kan een analyse worden gemaakt die leidt tot voorstellen voor (delen van) richtlijnen. De kennis zal echter aangevuld moeten worden met onderzoek; in de beschikbare kennis zitten immers nog veel lacunes en hiaten.
Onderzoek is nodig naar de huidige praktijk van indicatiestellen (combinaties van diagnostisch beeld en indicatiestelling): welke systematiek en patronen zijn daarin te herkennen? Van de cases die in dit onderzoek betrokken worden, zal wel moeten vaststaan dat de hulp (deels) heeft geholpen. Bij een substantieel deel van de Bureaus Jeugdzorg, die het implementatietraject VIB hebben afgerond, kan dit onderzoek worden uitgevoerd. Er zal een groot aantal cases worden verzameld waarvan het diagnostische beeld en de daarbij behorende zorgaanspraak (conform AMVB) is vastgelegd. Het beste zou zijn als we de cases konden inventariseren waarvan bekend is dat de hulp (deels) geholpen heeft. Als deelnemende bureaus wordt gedacht aan de voorlopers van het project VIB zoals: BJZ Stadsregio Rotterdam, BJZ Haaglanden, BJZ Drenthe, BJZ Overijssel, BJZ Zeeland of BJZ Flevoland.
Een onderzoeksbureau analyseert deze inventarisatie op de verschillen en overeenkomsten in combinaties van zorgaanspraak en diagnostisch beeld.
De resultaten van het onderzoek worden ingebracht in de commissie die zal worden samengesteld om te komen tot richtlijn(en) voor indicatiestelling. Deze commissie zal samen met NIZW Jeugd / Nederlands Jeugdinstituut kijken of er een richtlijn ontwikkeld zou kunnen worden voor: welk soort problematiek (diagnostisch beeld) leidt tot welke zorgaanspraak. Een dergelijke richtlijn zal moeten leiden tot een indicatiestelling die dermate eenduidig is dat deze kan dienen als grondslag voor financiering.
Daarna zal deze richtlijn moeten worden gemplementeerd en zal er nagegaan moeten worden of het doel (uniformering van de zorgaanspraken) wordt bereikt
2 De scholingsmodules
Om te komen tot uniformering van het indicatietraject, is scholing van de medewerkers van Bureau Jeugdzorg een essentieel onderdeel. Hiervoor moeten de volgende scholingsmodules worden ontwikkeld en getraind.
1. module handboek kwaliteitseisen Bureaus Jeugdzorg en hypothesedenken
In overleg met NIZW om Handboek Toegang te ontwikkelen op basis van de werkdocumenten
In overleg met RINOgroep om trainingen te ontwikkelen op basis van werkdocumenten en theorien over hypothesedenken. Bureau Jeugdzorg Utrecht heeft reeds gebruik gemaakt van een training hypothesedenken.
2. module integrale diagnose inzake aard en ernst van de problematiek (Quickstep, Isis)
Er moet nog overleg plaatsvinden met NIZW die beide instrumenten ook ontwikkelt, Rinogroep doet al een aanbod training Quickstep voor Bureau Jeugdzorg Rotterdam.
3. module kindermishandeling (ORBA en Care)
In overleg met NIZW en Corine de Ruyter van Trimbosinstituut. Zij hebben de instrumenten en trainingen ontwikkeld en kunnen deze in combinatie aanbieden.
4. module verdieping GGZ (ontwikkelingspsychologie, psychopathologie, indicatieprotocol GGZ, CBCL/SPsy)
Complete training is reeds ontwikkeld bij de Rinogroep voor Rotterdam en een gedeelte is ook gebruikt voor Haaglanden/Zuid Holland.
5. module verdieping LVG (LVG protocol en instrument sociaal aanpassingsvermogen, deskundigheidstraining)
Deskundigheidstraining is reeds ontwikkeld door WSG en Rinogroep. LVG protocol en instrument zijn nog in ontwikkeling
6. module provinciale jeugdzorg (CBCL, aanbevolen NOSI voor gezinsproblematiek)
Beide trainingen worden al aangeboden aan BJZ door de Rinogroep De modules worden gekoppeld in een portfolio dat er als volgt uitziet: periode zijn er met veel scholingsdeskundigen, opleidingsinstituten en het NIZW gesprekken gevoerd over de uitwerking van de modules (zie voor resultaat daarvan bijlage 3). De verwachting is dat alle modules (behalve LVG) vanaf 1 maart 2007 gestart kunnen worden.
Belangrijk is een trainingskader te ontwikkelen dat door alle trainers gebruikt kan worden. Dit verstrekt duidelijkheid in de wijze waarop alle losse scholingsmodules met elkaar verbonden zijn, vanuit de visie zoals beschreven in het handboek.
Trainingsconcept
Aangezien een aanzienlijk deel van de kwaliteitsslag bestaat uit opleiding en training van medewerkers is het kiezen voor een goed trainingsconcept essentieel. De keuze zal mede afhankelijk zijn van de uitkomsten op de vraag aan de Bureaus Jeugdzorg waar men staat ten aanzien van de invoering van de kwaliteitsvereisten. Op voorhand wordt rekening gehouden met:
een zogenaamd train de trainer concept. Hierbij worden deskundigen van elk Bureau Jeugdzorg opgeleid in de kwaliteitsvereisten indicatietraject en traject kindermishandeling. De onderliggende methodieken en instrumenten maken daar onderdeel van uit;
een mogelijk inverdieneffect, omdat verschillende bureaus Jeugdzorg inmiddels aan het trainen zijn of in het verleden al een aantal vereiste trainingen door hun medewerkers hebben laten volgen kunnen de kosten voor sommige provincies naar beneden worden bijgesteld.
Train de trainer of collegewijs
In de planvormingsfase wordt nadrukkelijk onderzocht of dit train de trainerconcept voor elk aspect de beste keuze is. Het grootschalig collegegewijs opleiden (of een combinatie) zou voor sommige onderwerpen te prefereren kunnen zijn. In de begrotingsparagraaf van deze notitie wordt echter uitgegaan van het train de trainer concept en wordt nog geen rekening gehouden met het genoemde inverdieneffect om dat de vereiste informatie ontbreekt.
Training senior en junior medewerker
Binnen het gekozen concept wordt een onderscheid gemaakt in de training van seniormedewerkers (de zogenaamde allround medewerker bij de toegang en de medewerkers in te zetten op indicatietraject vier multiproblem) en de training van de junior en medior medewerkers. De seniormedewerkers worden uiteindelijk getraind over de volle breedte van de kwaliteitsvereisten. Zij doen dus zowel de basismodules als de verdiepingsmodules. De junior- en medior medewerkers worden globaal getraind in de vereisten gericht op hun functie binnen het Bureau Jeugdzorg. De verdere opleiding krijgt gestalte binnen het carrirepad binnen het Bureau Jeugdzorg.
Hierbij is noodzaak te vermelden dat over dit onderwerp nog geen bestuurlijke consensus bestaat.
Dit heeft ook consequenties voor het huidige functieboek. Momenteel is een herijkingstraject gaande van het functieboek dat in 2007 meegenomen wordt in de CAO onderhandelingen.
Samen met het NIZW wordt door de MOgroep het traject Professionalisering gelopen. Hierbij zal een functieprofiel ontwikkeld worden wat meer duidelijkheid gaat bieden over o.a. de keuzes senior-junior. Hierin zal ook voor de toekomst de themas bij- en nascholing, certificering en competentiegericht werken worden meegenomen. Een goede aansluiting bij het HBO onderwijs is noodzakelijk om in de toekomst de benodigde scholing in het onderwijs te kunnen integreren voor zover mogelijk.
Middenkader en gedragskundige ter borging van het geleerde
Naast het trainen van de medewerkers wordt tijdens de implementatie speciaal aandacht besteed aan het trainen van het middenkader en gedragsdeskundigen. Op deze wijze wordt de aanzet gegeven tot een goede borging van het gebruik van de kwaliteitscriteria in de praktijk en wordt aangesloten bij de gehanteerde kwaliteitsborgingsprocessen binnen de Bureaus Jeugdzorg.
Certificaat
Elke training kan worden afgesloten met een certificaat. De medewerker van Bureau Jeugdzorg bouwt zo een portfolio op waaruit zijn competenties als professional inzichtelijk worden. Tijdens de planvormingsfase wordt nader onderzocht of dit wenselijk is en aan welke eisen een medewerker moet voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat. De lichtste eis kan zijn het hebben gevolgd van een training, de zwaarste een examen en de eis van permanente educatie. Het lijkt goed per aandachtsgebied c.q. training te bepalen aan welke eisen het behalen van een certificaat moet voldoen
3 De implementatiestrategie
Bij het project VIB gaat het om de kwaliteitsvereisten voor de aanpak van kindermishandeling en de kwalitatieve verbetering van het indicatieproces. De producten zijn in nauwe samenwerking met een brede afvaardiging van de Bureaus Jeugdzorg opgesteld en bediscussieerd. Een procesgerichte implementatiestrategie is noodzakelijk om het gerealiseerde draagvlak te behouden.
De implementatiestrategie heeft oog voor de historisch ontstane verschillen tussen de Bureaus Jeugdzorg en wat deze betekenen voor een optimale implementatie. Regionale verantwoordelijkheid gaat hand in hand met landelijke ondersteuning.
De strategie gaat uit van het stellen van heldere doelen. De clint staat hierbij voorop. Bij een geslaagde implementatie van de kwaliteitsvereisten moet zowel de clint als de medewerker van Bureau Jeugdzorg meer tevreden zijn. De clint moet op tijd en op maat geholpen worden. De meerwaarde moet voor de professional merkbaar zijn. De medewerker van het Bureau Jeugdzorg moet zich gesteund weten door goed gereedschap dat zijn werk verlicht en zijn oordeel verbetert.
De strategie gaat uit van het delen van kennis en goede voorbeelden. In een inhoudelijk veranderplatform worden goede voorbeelden van bureaus met betrekking tot het project VIB landelijk gemaakt. De medewerkers van de bureaus, betrokken bij de ontwikkeling van de OCB criteria, zijn ook tijdens de invoering nauw betrokken. Zij zullen bijdragen door kennisoverdracht en vormen de hoeders van het OCB ideengoed.
Samenvattend betekent dit:
Er wordt zorggedragen voor de inrichting van:
een landelijk verandernetwerk (n verandermanager/projectleider vanuit elk bureau) aangevuld met een netwerk van inhoudelijke deskundigen. Hierdoor wordt zowel de procesmatige als inhoudelijke begeleiding en ondersteuning van de Bureaus Jeugdzorg mogelijk;
een regionaal verandernetwerk per Bureau Jeugdzorg. Deze projectstructuur is qua deskundigheid zo ingericht dat de implementatie van de vereisten rond (werk)proces, inhoud, vaardigheden en instrumenten gerealiseerd kan worden. Het project is verankerd op het directieniveau van het Bureau Jeugdzorg.
Om planmatig uitvoering en sturing te waarborgen wordt voorzien in:
een landelijk implementatieplan met heldere doelen, mijlpalen, inzet van middelen en een landelijk gedragen planningshorizon;
een per Bureau Jeugdzorg op te stellen regionaal implementatieplan gebaseerd op een analyse van de lokale situatie ten aanzien van de in te voeren criteria;
monitoring van zowel regionale als landelijke voortgang in de vorm van een cockpit voor projectleiders en bestuurders.
De implementatie:
geschiedt in lijn met de visie en doelen zoals verwoord in het manifest van de directeuren van de Bureaus Jeugdzorg;
realiseert de aansluiting met andere projecten in de jeugdzorg en maakt deze plaatsbaar en toetsbaar;
geeft aan welke clint-, medewerker-, bureau- en ketendoelen worden gerealiseerd en op welke termijn. Hierdoor worden de invoeringsresultaten meetbaar en toetsbaar;
leidt tot eenduidige en uniforme invoering van de ontwikkelde kwaliteitsvereisten bij alle Bureaus Jeugdzorg;
is gericht op het verkrijgen van een groot draagvlak, zonder te leiden tot overmatige inzet van medewerkers van de Bureaus Jeugdzorg. Belangrijke kenmerken hierbij zijn:
het kennisdelen tussen bureaus (goede voorbeelden) en het veredelen van deze kennis waardoor lokale kennis landelijk bruikbaar wordt,
het zogenaamde voor en door principe. Alle producten voor de bureaus worden in nauwe samenwerking met de bureaus ontwikkeld
genereert regionale voordelen door landelijk ontwikkelde voorbeelden en hulpmiddelen die lokaal snel op maat te maken zijn;
onderzoekt de gevolgen voor regionale en landelijke informatiesystemen en draagt zorg voor vroegtijdige betrokkenheid van de lokale en landelijke ICT functie;
voorziet in een duidelijke monitoring van zowel de landelijke als de lokale voortgang in de vorm van een overzichtelijke managementcockpit voor bestuurders en invoerders;
vergt een stevige betrokkenheid van de MOgroep om in de toekomst verdere ontwikkeling van criteria te kunnen faciliteren en om de toepassing van bestaande criteria te borgen en in te passen in lopende trajecten;
zorgt voor een goed te onderhouden geheel waarmee ook op termijn de doelstellingen van het project VIB zijn gewaarborgd.
Planvorming implementatie
1e fase voorbereiding regionale en landelijke implementatie
De eerste fase van het project VIB bestaat uit een gedegen planvorming. Tijdens deze fase wordt zowel op landelijk als op lokaal niveau gewerkt aan een duidelijk plan voor de invoering van de kwaliteitseisen en het instrumentarium. Deze fase, om te komen tot een goede 0-meting, is in volle gang. De verwachting is dat in januari 2007 van alle Bureaus Jeugdzorg een regionaal implementatieplan beschikbaar is. Hierbij wordt bekeken hoever het bureau afstaat van de gewenste criteria en welke randvoorwaarden noodzakelijk zijn om tot een goede geborgde invoering te komen. Daarnaast wordt vastgesteld hoe de ondersteuning vanuit het landelijk projectbureau moet worden ingericht om de lokale invoering bij de bureaus zo goed mogelijk te ondersteunen en te monitoren.
Om de status per bureau vast te stellen wordt gebruik gemaakt van een aantal diagnostische instrumenten. Per Bureau Jeugdzorg wordt een projectleider getraind in het gebruik van deze instrumenten, het inrichten van een regionaal projectbureau en het vormgeven van de resultaten in een regionaal implementatieplan. Het landelijk projectbureau zal voorzien in de begeleiding van deze analyse en planvorming. Het eindproduct is per Bureau Jeugdzorg een door de directie vastgesteld implementatieplan. Op basis van de regionale invoeringsplannen voorziet het landelijk projectbureau in de (inhoudelijke) begeleiding, sturing en monitoring van de voortgang en inhoudelijke resultaten. Een en ander wordt nader omschreven en vastgelegd in het landelijk implementatieplan.
2e fase Uitvoeringsfase van januari 2007 tot juni 2008
Vooralsnog wordt uitgegaan van een beperkt landelijk projectbureau ter ondersteuning en monitoring van de voortgang van de invoering. In dit kader zal een landelijk inhoudelijk platform worden gefaciliteerd om tijdens de invoering knelpunten bespreekbaar te maken.
Naast de opleiding en training van medewerkers zullen er per Bureau Jeugdzorg specifieke aspecten en randvoorwaarden zijn, die gerealiseerd moeten worden om een goede borging van het geleerde en de uitvoering in de praktijk te bevorderen. Deze randvoorwaarden kunnen bestaan uit de (her)inrichting van onderdelen van het werkproces, het borgen van de kwaliteit van werken en de eventuele aanpassing van ondersteunende informatiesystemen. Daarnaast kunnen de binnen het OCB project opgestelde eisen rond vooropleiding, deskundigheid en werkervaring van medewerkers aanleiding geven tot specifieke randvoorwaarden.
Eindresultaten project VIB
De planvorming richt zich op een duidelijk resultaat per 1 juli 2008. Op dat moment wordt gewerkt volgens de hieronder beschreven kwaliteitseisen.
Alle medewerkers van de toegang van het Bureau Jeugdzorg zijn geschoold in de OCB kwaliteitseisen en werken op basis van het handboek kwaliteitseisen indicatietraject en traject kindermishandeling;
Alle medewerkers van de toegang werken met de werkmethodiek gericht hypothesestellen;
Bij alle clinten wordt ten minste de Quick Step wordt gehanteerd voor het bepalen van de ernst en de urgentie van de problematiek;
Integrale diagnose voor de aard en de ernst van de problematiek en het risico op Kindermishandeling.
Bij alle clinten wordt de CBCL of Spsy gehanteerd ter ondersteuning van het indicatietraject;
Bij alle clinten wordt de LIRIK gehanteerd om het risico op kindermishandeling te beoordelen;
Bij het onderzoek naar een vermoeden van kindermishandeling wordt de ORBA methodiek gehanteerd;
Bij alle clinten bij vermoedens van psychiatrische problematiek wordt het protocol jeugd met psychiatrische problematiek gevolgd;
Bij alle clinten bij vermoedens van LVG problematiek wordt het protocol LVG gevolgd en gebruik gemaakt van het te ontwikkelen instrument gericht op sociaal aanpassingsvermogen.
Bij indicaties rondom scholen wordt zoveel mogelijk samengewerkt via de ZATs (Zorg Advies Team) om tot een gezamenlijke indicatie te komen. Daar waar dit niet is gelukt, zal gebruik gemaakt worden van de richtlijn van het project Harmonisering indicatiestelling om zoveel mogelijk dubbel werk te voorkomen;
Een transparant en uitlegbaar indicatietraject voor de clint resulterend in n of meerdere van de in de AMVB geformuleerde zorgaanspraken
In het indicatiebesluit staat het recht op zorg benoemd en de duur daarvan. Er wordt gewerkt met 1 landelijk indicatieformaat, waarin de minimale kwaliteitsvereisten van indicatiebesluit worden weergeven.
Een Bureau Jeugdzorg dat alleen die jongeren neemt waarbij de aard en de ernst van de problematiek dusdanig is dat er sprake is van ernstige opvoed- en opgroeiproblematiek.
Een transparant indicatietraject voor de zorgaanbieder. Er is duidelijk op welke wijze (methodiek, instrumenten) tot het opstellen van een diagnostisch beeld en indicatiebesluit is gekomen.
De indicatiestelling is dermate eenduidig dat deze kan dienen als grondslag voor financiering
Begeleidingscommissie
Om de voortgang blijvend te kunnen volgen wordt een begeleidingscommissie onder voorzitterschap van een bestuurder van Bureau Jeugdzorg ingericht waarin de volgende partijen gevraagd worden deel te nemen: IPO, VWS, VGN , Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordiger voor de Zorgaanbieders Jeugdhulpverlening, GGZ, LCOJ en NIZW/Nederlands Jeugdinstituut.
Voorgesteld wordt een driemaandelijkse vergaderfrequentie te hanteren. De MOgroep zal per vergadering voorzien in een korte voortgangsrapportage, een agendavoorstel en zal de vergadering secretarieel faciliteren. Naast deze begeleidingscommissie zal er ook periodiek overleg plaatsvinden met de financiers van dit traject (IPO en mogelijk VWS).
4 Begroting
De Bureaus Jeugdzorg hebben het hele project OCB (ontwikkeling criteria bureaus jeugdzorg) e n d e v o o r b e r e i d i n g v a n d e u i t v o e r i n g v a n h e t p r o j e c t V I B ( v e r b e t e r i n g i n d i c a t i e s t e l l i n g B u r e a u s J e u g d z o r g ) , n a m e l i j k h e t o p s t e l l e n v a n d e l a n d e l i j k e e n r e g i o n a l e i m p l e m e n t a t i e p l a n n e n z e l f g e f i n a n c i e r d . D i t g a a t o m e e n b e d r a g v a n 2 4 0 . 0 0 0 e x B T W . D a a r n a a s t h e b b e n z i j h e t 2 e d e e l v a n h e t O R B A t r a j e c t g e f i n a n c i e r d , e e n m e t h o d i s c h k a d e r o m t e k o m e n t o t g o e d e b e s l u i t v o r m i n g i n z a k e k i n d e r m i s h a n d e l i n g e n h e t l i c h t i n s t r u m e n t r i s i c o t a x a t i e ( L I R I K ) v o o r e e n b e d r a g v a n 7 5 . 0 0 0 e x B T W . M e d e u i t d e f i n a n c i e r i n g v a n b o v e n s t a a n d e t r a j e c t e n m a g b l i j k e n d a t d e B u r e a u s J e u g d z o r g b e l a n g h e c h t e n a a n d e k w a l i t e i t s v e r b e t e r i n g e n u n i f o r m e r i n g v a n h e t i n d i c a t i e t r a j e c t .
D e b e g r o t i n g v a n d e k o s t e n w o r d t o p v e r z o e k v a n h e t I P O o p g e s p l i t s t i n 2 d e l e n . E e n d e e l d a t l a n d e l i j k n o d i g i s qua financiering aan de MOgroep en een gedeelte wat per Bureau Jeugdzorg gevraagd wordt aan de afzonderlijke provincies/regios voor daadwerkelijke training en opleiding van medewerkers van de Bureaus Jeugdzorg.
4.1 Landelijke kosten voor ontwikkeling en ondersteuning
De kosten voor de ontwikkeling en ondersteuning op landelijke niveau zijn opgebouwd uit de volgende componenten:
Projectmanagement: project en omgevingsmanagement. Functionele aansturing lokale projectleiders, werkgroepen instrumentontwikkeling, bedrijfsprocessen, ICT, Criteria Inhoud en veranderprocessen.
Ontwikkeling trainingskader stroomgericht indiceren: ontwikkeling trainingskader, operationele aansturing, planning en afstemming opleidingen
Landelijk veranderplatform: landelijk verandernetwerk bestaande uit lokale projectleiders. Themabijeenkomsten, kennisuitwisseling en voortgangsbijeenkomsten. 14 Landelijke bijeenkomsten projectleiders.
Landelijk inhoudelijk platform: inhoudelijk platform begeleiding invoering, begeleiding handboek, ontwikkeling instrumenten, opleidingen. Inhoudelijke ondersteuning tijdens implementatie. Begeleiding en toetsing inhoudelijke werkgroepen.
Inhoudelijke werkgroepen: inhoudelijke werkgroepen ten behoeve van:
Instrumentontwikkeling (of vaststelling) LIRIK voor de toegang, GCT.
Ontwikkeling voorbeeldprocessen (bijvoorbeeld tbv stroomgericht indiceren)
ICT met name de vaststelling van wijzigingen primaire processystemen ICT (KITS,IJ) gebaseerd op de ontwikkelde voorbeeldprocessen, beleidsinformatie en het digitaal ondersteunen van de in te voeren instrumenten
Traject uniformering zorgtoewijzing: onderzoek, inventarisatie naar huidige praktijk zorgtoewijzing, analyse van inventarisatie en ontwikkeling richtlijn voor uniforme zorgtoewijzing (zie ook hst. 1)
Voortgang en audits: landelijke monitoring door management cockpit, Voortgangsbesprekingen directies 1* per half jaar(15 BJZs + SGJ), Checkup onderzoeken ten behoeve van voortgang en bijsturing, Eind Audit
Ontwikkeling handboek VIB
Communicatie: ontwikkeling en beheer Website, congressen, informatiemateriaal
Benodigde dagen Benodigd budget in Euro (ex-BTW)Projectmanagement100120.000Ontwikkeling trainingskader80.000Landelijke veranderplatform70 84.000Landelijke inhoudelijk platform7084.000Inhoudelijke werkgroepen80.000Traject uniformering zorgtoewijzingp.m.Voortgang en audits 136163.200Ontwikkeling handboek 40.000Communicatie50.000Totaal701.2004.2 Kosten per Afzonderlijke Provincie/regio
Algemeen
Deze kosten betreffen de scholing en training van medewerkers van de Bureaus Jeugdzorg in de scholingsmodules zoals beschreven in hoofdstuk 2. In de regionale Implementatieplannen die in januari 2008 worden aangeleverd, wordt zichtbaar wat de concrete kosten per Bureau Jeugdzorg zijn.
Ieder Bureau Jeugdzorg zal op basis van historie en reeds ingezette trajecten de beslissing nemen hoeveel toegangsmedewerkers per module getraind gaan worden. In de regionale implementatieplannen wordt ook weergegeven welk deel door h e t b u r e a u z e l f v a n u i t d e s k u n d i g h e i d s b u d g e t b e k o s t i g d k a n w o r d e n e n w a t d e v r a a g p e r P r o v i n c i e z a l z i j n . D e k o s t e n z u l l e n v e r s c h i l l e n a f h a n k e l i j k v a n d e h i s t o r i s c h e v r a a g n a a r d i e n s t e n B u r e a u J e u g d z o r g , h e t g e w e n s t e m e d e w e r k e r s b e s t a n d e n d e s t a n d v a n s c h o l i n g b i j h e t B u r e a u J e u g d z o r g . E r z i j n b i j v o o r b e e l d a l B u r e a u s J e u g d z o r g g e s t a r t m e t t r a i n i n g s m o d u l e s b e t a a l d v a n u i t d e e e r d e r e v e r s t r e k t e 1 0 0 . 0 0 0 p e r p r o v i n c i e v o o r d e s k u n d i g h e i d s b e v o r d e r i n g .
K n e l p u n t w o r d t g e v o r m d d o o r h e t p r o d u c t i e v e r l i e s t i j d e n s d e z e grote scholingsactie voor de Toegang. In Bureau Jeugdzorg Drente is uitgerekend dat dit tot een productieverlies van 9 % leidt exclusief instroom van nieuwe medewerkers. Bij de werksoort Jeugdreclassering wordt voor deze frictiekosten door het Ministerie van Justitie budget verstrekt, zodat extra werkers het productieverlies kunnen opvangen. Ook bij de Jeugdbescherming is er bij het toegekende budget rekening gehouden met de frictiekosten. Zeker gezien de wachtlijsten bij Toegang en AMK kan dit anders een risicofactor vormen om mensen niet tijdig te scholen.
Elk Bureau Jeugdzorg zal zelf afspraken maken over de financiering van de scholingskosten met zijn eigen provincie.
Globale schatting
Ondanks dat de regionale implementatieplannen pas inzicht geven in de scholingskosten per Bureau Jeugdzorg is op verzoek van het IPO is een schatting gemaakt van de totale landelijke scholingskosten. Deze bedragen ongeveer 2 miljoen euro. Deze schatting is gebaseerd op de volgende aannames:
Uitgangspunt zijn de scholingsmodules zoals beschreven in hoofdstuk 2;
De helft van de medewerkers toegang en alle gedragsdeskundige/teamleider heeft de training voor senior nodig (zie trainingsconcept in hoofdstuk 2);
De aantallen medewerkers per BJZ is gebaseerd op het BMC rapport van 2005 waarbij is uitgegaan dat de gemiddelde medewerker toegang 30 uur werkt en er op iedere 12 FTE uitvoerend werker 1 teamleider en 1 gedragsdeskundige/praktijkleider mee getraind moet worden. Voor 2006/2007 wordt uitgegaan van een groei van 10% op AMK en Toegang;
Een beperkt gedeelte van de kosten zijn voor cordinatie en ontwikkeling binnen het Bureau Jeugdzorg;
Tabel: schatting globale scholingskosten
Globale kosten per scholingsmoduleIn euromodule handboek kwaliteitseisen Bureaus Jeugdzorg en hypothese denken300.000module integrale diagnose inzake aard en ernst van de problematiek (Quickstep, Isis)200.000module kindermishandeling (ORBA en Care)325.000module verdieping GGZ (ontwikkelingspsychologie, psychopathologie, indicatieprotocol GGZ, CBCL/SPsy)300.000module verdieping LVG (LVG protocol en instrument sociaal aanpassingsvermogen, deskundigheidstraining)700.000module provinciale jeugdzorg (CBCL, aanbevolen NOSI voor gezinsproblematiek)175.000Totale globale kosten2.000.000Er wordt tijdens de planvormingfase nader gekeken naar het opleidingsaanbod, het samenvoegen van trainingen of juist het uitlichten van modules die toegepast worden binnen diverse trainingen (bijvoorbeeld instrumentgebruik). In de bovengenoemde schatting is hier nog geen rekening mee gehouden. Tijdens de invoering zal een verdere invulling gegeven worden aan de koppeling met het traject professionalisering zoals in de inleiding beschreven. Dan worden de themas bij- en nascholing, certificering en competentiegericht werken nadrukkelijk uitgewerkt.
Bijlage 1 Uitgangspunten verbetering indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg
Zoals in de inleiding van deze notitie is aangegeven zal bekeken worden hoe de implementatiestrategie van het project VIB zo vormgegeven kan worden dat deze de doelstelling zoals verwoord in uw brief van 22 juni 2006 kan realiseren. Achtereenvolgens wordt elk uitgangspunt kort besproken. De in uw brief verwoorde uitgangspunten worden hierbij cursief weergegeven.
1.Algemene doelstelling is het verbeteren van de indicatiestelling door Bureaus Jeugdzorg.
Deze doelstelling wordt onderschreven en gerealiseerd door de invoering van de kwaliteitsvereisten. Daarnaast voorziet de invoering van deze kwaliteitsvereisten in de vroegtijdige onderkenning van kindermishandeling en het adequaat stoppen van kindermishandeling. Binnen VIB wordt beschreven wat dient te worden onderzocht, hoe dit moet gebeuren, met behulp van welke instrumenten, binnen welke doorloop en sleuteltijden en aan welke vereisten de medewerkers die dit verrichten moeten voldoen.
2.Specifieke doelstelling van het project is dat de indicatiestelling bij alle Bureaus Jeugdzorg zodanig verloopt dat deze door VWS wel als deugdelijke grondslag voor de bepaling van de hoogte van de doeluitkering zorgaanbod kan worden gehanteerd.
Deze doelstelling wordt in principe onderschreven. Wel is het van belang zo spoedig mogelijk te vernemen welke criteria VWS hanteert als er gesproken wordt over een deugdelijke grondslag .
Het project VIB gaat uit van een eenduidig indicatietraject door het gebruik van dezelfde instrumenten door alle Bureaus Jeugdzorg en het trainen van de werkers in dezelfde kennis en vaardigheden. Dit leidt tot een eenduidig indicatiebesluit (binnen marges) opgesteld via de in de AMVB genoemde zorgaanspraken.
3.Dit betekent dat bij eenzelfde soort problematiek er (tussen Bureaus Jeugdzorg en binnen een Bureau Jeugdzorg) tot een zelfde indicatiestelling gekomen moet worden.
Door de uitvoering van het traject VIB zal Bureau Jeugdzorg komen tot een verbetering van het indicatietraject en uniformering. De Bureaus Jeugdzorg gaan uit van de aanname dat dit leidt tot een eenduidig diagnositisch beeld en een verbeterslag op de eenduidigheid van het indicatiebesluit. Om te onderzoeken of deze aanname kloppend is en de uniformering tevens kan dienen als grondslag voor financiering, zal nog een vervolgstap op het huidige traject gemaakt moeten worden. Mogelijkheden hiertoe worden beschreven in hoofdstuk 1, onder het kopje Stroomgericht indiceren en dan (blz. 9).
4.De verhouding in soorten indicatiestellingen, uitgesplitst naar soorten zorgaanbod (ambulante hulp, daghulp, pleegzorg en residentile zorg), zal tussen de verschillende Bureaus Jeugdzorg van elkaar kunnen verschillen afhankelijk van de aard en ernst van problematiek in een regio, maar toch ook weer niet zodanig dat voor vergelijkbare regios de verschillen zeer groot zijn.
Dit uitgangspunt wordt onderschreven. Zie antwoord op vraag 3. Natuurlijk kunnen er (niet gewenste)verschillen optreden die veroorzaakt worden door het zorgaanbod of de druk op dit zorgaanbod in een regio.
5.Van belang is ook dat door alle Bureaus een zelfde cesuur wordt aangehouden bij de bepaling of een problematiek nog voor gemeentelijke (jeugd)voorzieningen in aanmerking komt, dan wel voor de jeugdzorg. Het aantal aanmeldingen bij een bureau is mede afhankelijk van het al of niet goed functioneren van voorliggende gemeentelijke voorzieningen, maar de cesuur zoals hier bedoeld moet wel scherp worden aangehouden.
Het gebruik van de kwaliteitsvereisten voor het vaststellen van de aard en ernst van de problematiek, de draagkracht/draaglastverhouding en de te hanteren urgentie moeten voorzien in een duidelijke cesuur. De te hanteren instrumenten zoals de Quick Step moeten deze oordeelsvorming ondersteunen.
5.Bij het te ontwikkelen project kan eventueel worden aangesloten bij het traject dat u reeds met Ordina heeft lopen, maar dan moeten die plannen wel nog eens kritisch afgezet worden tegen de doelstelling, zoals hierboven genoemd, direct gekoppeld aan de eis van indicatiestellingen als grondslag voor de financiering van het zorgaanbod. Indien van belang kan er ook nog een ander adviesbureau betrokken worden.
De MOgroep wil in deze fase van het traject de begeleiding van Ordina aanvullen op de inhoudelijke thematiek met de kennis van een ander adviesbureau. Wellicht kan het NIZW daar een rol in spelen.
6.De nieuwe PxQ-systematiek zou al per 1-1-2007 ingaan. Dit is uitgesteld tot 1-1-2008. Er is vanaf nu derhalve nog de tijd om ervoor te zorgen dat de verbeterde indicatiestelling bij alle Bureaus Jeugdzorg per half 2007 daadwerkelijk in werking is, zodat financiering op basis van de verbeterde indicatiestellingen per 1-1-2008 kan plaatsvinden.
De invoering van de nieuwe pxq is inmiddels weer uitgesteld met een jaar tot 1-1-2009. De resultaten van het project VIB zoals beschreven in hoofdstuk 3 zijn door alle Bureaus Jeugdzorg behaald per 1 juli 2008.
7.Dit op te zetten project moet ook rekening houden met het reeds ontwikkelde en bestuurlijk vastgestelde jeugd-GGZ-protocol, voor betere samenwerking jeugdzorg en jeugd-GGZ, maar ook ter betere discriminatie tussen noodzaak tot jeugd-GGZ-hulp of provinciaal zorgaanbod.
Dit uitgangspunt wordt onderschreven. Bij de ontwikkeling van VIB wordt rekening gehouden met het jeugd-GGZ-protocol dit vormt een standaardafweging tijdens de aanmelding en acceptatie en het indicatietraject.
8. Ook zal bij dit project rekening gehouden moeten worden met het nog te ontwikkelen protocol voor toegang tot de jeugd-LVG.
Dit uitgangspunt wordt onderschreven. Bij de ontwikkeling van de kwaliteitsvereisten is hier rekening meegehouden. Uitgangspunt hierbij is dat het protocol evenals de daarmee samenhangende trainingen binnen een aanvaardbare termijn beschikbaar zijn. Tijdens de planvormingsvormingsfase van het project VIB zal hier aandacht voor zijn. Op dit moment wordt door de bureau jeugdzorg gewerkt aan een plan van aanpak rond de invoering van de LVGindicatie. De uitkomsten van dit plan zullen als integraal onderdeel worden opgenomen in het plan van aanpak VIB.
9.Daarnaast moet bij het project rekening gehouden worden met het advies van de landelijke werkgroep Prestatie-indicatoren jeugdzorg, in bijzonder de in dat kader verplicht te hanteren instrumenten. Dit advies is immers door MOgroep en overheden overgenomen.
Dit uitgangspunt wordt onderschreven.De MOgroep heeft de keuze gemaakt voor de ernst van de problematiek de Quickstep te hanteren.
10.Het is van belang bij dit project ook de samenhang met de inzet tot verkorting c.q. normering van de doorlooptijden (doorbraak, pilots Beter Beschermd) in het oog te houden.
Dit uitgangspunt wordt onderschreven. In de lokale implementatieplannen per Bureau Jeugdzorg is specifiek aandacht voor de samenwerking en uitwisseling van de resultaten. Van groot belang is duidelijkheid over de regie bij zoveel verschillende trajecten. Dit zal in het landelijk besturingsmodel een vast aandachtspunt worden. Bij het opstellen en uitvoeren van de lokale implementatieplannen ligt de regie bij de bestuurder van Bureau Jeugdzorg die het VIB als leidend kader hanteert.
Bijlage 2 Samenhang met andere ontwikkeltrajecten
De afgelopen jaren zijn er veel ontwikkeltrajecten in gang gezet gericht op de doelgroep die Bureau Jeugdzorg bedient. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende trajecten:
OSI (Ontwikkeling Samenhangend Instrumentarium) door NIZW afgerond eind 2005
ORBA (methodisch kader gericht op beslissen en risicotaxatie AMK) door NIZW in samenwerking met Adri van Montfoort, afgerond september 2006
Quick-Step (instrument om de ernst en de urgentie te bepalen) door NIZW half 2006
Protocol Jeugdigen met een psychiatrische problematiek afgerond voorjaar 2006 door Partners in jeugdbeleid in opdracht van IPO
Protocol Jeugdigen met een LVG problematiek af te ronden in februari 2007 door Partners in Jeugdbeleid in opdracht van IPO
Doorbraak (gericht op versnellen van de doorlooptijden van Bureau Jeugdzorg binnen AMK en Toegang) door Doorbraakgroep Jeugd in samenwerking met NIZW in opdracht van het ministerie van VWS
Harmonisering Indicatiestelling door Partners in Jeugdbeleid in opdracht van VWS
Care-NL (risicotaxatieinstrument) ontwikkeld door Trimbos-instituut
Spsy (beoordeling psychiatrische problematiek) door Trimbos- instituut
Beter Beschermd (lopende pilots gericht op het versnellen van de doorlooptijden tussen AMK/Toegang, Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming), lopend in opdracht van het Ministerie van Justitie
Aard van de Problematiek door NIZW af te ronden in december 2008
Instrument sociaal aanpassingsvermogen LVG-jeugd, af te ronden eind 2007
Bovenstaande lijst geeft een beeld van de instrumenten, protocollen en kwaliteitstrajecten die ontwikkeld zijn in 2007 zullen al deze trajecten bij de Bureaus Jeugdzorg Toegang gemplementeerd moeten worden. Om tot een daadwerkelijk gebruik van de instrumenten en protocollen te komen, is het noodzaak een integraal invoeringstraject te organiseren. Het is immers met zoveel ontwikkeltrajecten niet vreemd dat professionals en bestuurders van Bureau Jeugdzorg graag een integraal traject willen. Door de integraliteit wordt zekerheid geboden dat er daadwerkelijk met de uitkomsten van deze kwaliteitstrajecten gewerkt gaat worden, geen dingen dubbel gedaan worden en het overzicht wordt behouden.
Het project OCB (Ontwikkeling Criteria Bureaus Jeugdzorg) is mede vanuit deze behoefte ontstaan. Een verbetertraject gericht op het traject indicatiestelling inclusief de aanpak van kindermishandeling waarbij regionale kwaliteitsvereisten van BJZ worden getoetst en gebundeld tot een landelijke uniform traject waaraan BJZ moet voldoen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van alle initiatieven die al door andere organisaties zijn bedacht.
Het project VIB (Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg) draagt zorg voor de implementatie van alle bovenstaande protocollen en instrumenten en is bedoeld te komen tot een integraal landelijk implementatietraject. Binnen het integrale uitvoeringsprogramma zullen Bureaus Jeugdzorg eigen keuzes maken afhankelijk van de inrichting van hun Bureau bijvoorbeeld op het gebied van scholing en deskundigheid.
Dit betekent dat de samenhang (middelen, planning en beoogde resultaten) van deze projecten bij elk bureau Jeugdzorg in n integraal plan van aanpak wordt verwoord. De bestuurder van ieder Bureau Jeugdzorg heeft daarmee de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een goede verbinding van lopende trajecten binnen zijn Bureau Jeugdzorg.
Als voorbeeld van een integrale aanpak wordt gedacht aan de volgende items;
De resultaten opgedaan in het OSI traject worden gekoppeld aan het traject ORBA. De ontwikkelde hulpmiddelen zullen als eerste bij het AMK worden aangeboden en vervolgens kan in de Doorbraak-pilots worden nagegaan in hoeverre zij bruikbaar zijn binnen de Toegang breed. Bij de implementatie van ORBA is dus een deel verdere ontwikkeling voorzien. ORBA is immers in eerste instantie ontwikkeld voor de AMKs. De inschatting is echter dat het met kleine aanpassingen ook bruikbaar is in de Toegang van Bureau Jeugdzorg.
Binnen de Doorbraak-teams wordt gekeken naar de doorlooptijden binnen AMK en Toegang. Daarnaast wordt gekeken welke werkprocessen en instrumenten zowel helpen de kwaliteit te verbeteren en de doorlooptijden te verkorten. De Doorbraak-teams maken hierbij gebruik van de kwaliteitsvereisten zoals opgesteld binnen het project OCB. Het VIB zal de resultaten van de Doorbraak-teams overnemen qua doorlooptijden.
De instrumenten Quick Step en de LIRIK (een hulpmiddel ontwikkeld in het methodisch kader van ORBA dat helpt bij de beoordeling of er sprake is van kindermishandeling) zullen in de fase Aanmelding en Acceptatie worden ingezet. De protocollen en richtlijnen maken onderdeel uit van het VIB traject bij de fase Analyse en Opstellen Diagnostisch Beeld.
Lopende het project VIB zal er verder gewerkt worden aan een duidelijke samenhang tussen het scholingsaanbod qua modules en de koppeling aan een functieprofiel voor de medewerker Toegang. Ook de nauwe aansluiting en dialoog met HBO instellingen om de kwaliteitsvereisten binnen het curriculum te verankeren staat nadrukkelijk op de agenda.
Bijlage 3 Globale Uitwerking modules
In de afgelopen periode zijn met veel scholingsdeskundigen, opleidingsinstituten n het NIZW gespreken gevoerd over de uitwerking van de modules. De uitwerking van de modules geeft een weergave van deze gesprekken.
1.Module handboek kwaliteitseisen Bureau Jeugdzorg en hypothesedenken
OCB kwaliteitscriteria
Voor wie: alle medewerkers van de Toegang en het AMK via train de trainers methodiek (middel; Handboek kwaliteitsvereisten indicatietraject en traject kindermishandeling ) 20 groepen van 10 personen die vervolgens de training in eigen Bureau Jeugdzorg kunnen geven
Inhoud;
algemene introductie ideengoed kwaliteitscriteria OCBdagdeel
Aanpak Kindermishandelingdagdeel
Traject Indicatiestelling dag
3x intervisiebijeenkomsten van 2 uur
tussentijdse coaching per telefoon/mail/face to face
Doelgericht hypothese denken
Voor wie: Alle medewerkers van de Toegang en het AMK via train de trainers methodiek (informatie wie de training kan gaan geven moet nog uitgezocht worden in de planningsfase)
Inhoud:
algemene introductie over doelgericht hypothese denken
concrete training gericht op Jeugdzorg-indicatiestelling
2.Module integrale diagnose inzake aard en ernst van de problematiek
Quickstep en de ISIS
Moet nog uitgewerkt worden.
3.Module kindermishandeling
ORBA methodiek
Voor wie: Alle medewerkers van de toegang en AMK via train de trainers methodiek (ontwikkeld door NIZW i.s.m. Adri van Montfoort)
Inhoud:
algemene introductie beoordelen & beslissen; 1 studiemiddag
training hulpmiddelen ORBA (praktijkleiders/stafmedewerkers) 2x1dag
werkers oefenen onder begeleiding van praktijkleider of stafmedewerker 4x1/2 dag
Toepassen hulpmiddelen in de praktijk
Tussentijdse coaching per telefoon/mail
CARE
Voor wie: Alle medewerkers AMK, praktijkleiders en gedragsdeskundigen toegang (ontwikkeld door Trimbosinstituut)
theoretisch kader1 dagdeel
E F S p
|
m u v ? X % % * * i5 5 : 4; 6N TN !W 1W Z Z \ \ 7b qb c c ;f _f =l Wl Zw sw tw w w z z } } } } ~ ~ P Q k l ł Ƃ g h DŽ Ȅ ( ) hTZ OJ QJ ^J hTZ 0J OJ QJ ^J hTZ 0J CJ OJ QJ ^J aJ hTZ CJ OJ QJ ^J aJ hTZ 5CJ OJ QJ \^J aJ J F p
m 4 ! & ;
&