25-05-2007
‘De kindertehuizen moeten leeg, maar ze moeten ook vol’
Door Alette van Doggenaar
Utrecht, 25 mei. Een Indiase moeder eist haar zoon terug die al zes jaar bij Nederlandse adoptieouders woont. Haar kind zou gestolen zijn, verkocht aan een tehuis en illegaal in Nederland geadopteerd zijn.
Maar ook bij legale adopties gaat het lang niet altijd om ouders die vrijwillig afstand hebben gedaan van hun kind. Dat zegt Pien Bos, antropologisch onderzoekster aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
 
Pien Bos verbleef twee jaar in Zuid-India – in Madras, toevallig de stad waar het Nederlandse adoptiekind vandaan komt. Ze deed daar in diverse opvanghuizen onderzoek naar de afstandsprocedure. Bos was speciaal geïnteresseerd in het perspectief van de afstandsmoeders. Ze sprak uitvoerig met tientallen vrouwen die zwanger waren of net bevallen, en die moesten beslissen of ze de afstandsverklaring zouden ondertekenen. Ze sprak ook met vrouwen die in het verleden voor die keuze hadden gestaan en die afstand deden of juist toch besloten hun kind ondanks grote moeilijkheden zelf op te voeden.
 
Dit soort adoptierellen komt met de regelmaat van klok voor, zegt Pien Bos. En net als nu worden meestal de verkeerde vragen gesteld.
 
De discussie spitst zich volgens haar bijna altijd toe op de vraag of een adoptie legaal is of illegaal. Maar onderscheid schept een illusie, zegt ze. Een legale adoptie veronderstelt een weloverwogen beslissing van de afstandsmoeder. Maar daarvan blijkt in de praktijk geen sprake.
 
„Ik startte mijn onderzoek met de veronderstelling dat het bijna uitsluitend zou gaan om ongehuwde moeders”, vertelt de antropologe. „Dat is ook de boodschap van de Nederlandse organisaties die adopties regelen, de vergunninghouders. Het is een comfortabele boodschap die ze brengen: het gaat om ongehuwde vrouwen en in India is ongehuwd moederschap een onmogelijkheid. Dat is de legitimatie van adoptie van kinderen uit India.” Lees verder...