Een van de grootste zedenzaken uit de geschiedenis
Dat is enorm kwetsend voor ex-slachtoffers, waaronder ikzelf ook, die zich hebben gemeld bij de commissie.
Er is uit het boek van de commissie niet terug te halen dat er toegegeven wordt dat justitie en staat wisten van de misstanden daar, terwijl dat wel degelijk zo moet zijn geweest. De stichting houdt echter vol dat het misbruik slechts tot in de jaren 70 heeft geduurd. Niets is minder waar.
Eén keer per week moet ze naar Finkensieper. Bij het kennismakingsgesprek stelt hij seksueel getinte vragen. "Zoals of ik al seksuele ervaring had, hoeveel ervaring? Of ik mezelf weleens bevredigde? Dat soort dingen." Bij de derde sessie moet ze op schoot komen zitten en streelt hij haar. Ze moet zich uitkleden en hij doet een inwendig onderzoek naar haar maagdelijkheid. Bij de latere sessies vernedert hij haar. Vijftig minuten lang moet ze op haar knieën voor hem zitten, hoofd omlaag, in haar onderbroek. Ze krijgt klappen met een opgerold tijdschrift.
De commissie-Samson doet op dit moment onafhankelijk onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in instellingen of pleeggezinnen zijn geplaatst. De uitkomsten van hun onderzoek worden op 8 oktober bekend gemaakt.
Tekst en research: Maarten Blokzijl, Hannah Dogger
Geen spat veranderd. Datzelfde baardje, die beweeglijkheid, dat vlugge praten. 'De Mengele van Zetten', 'Pavlov in de Betuwe'. Verguisd, afgebrand, uitgestoten. De psychiater die niet van zijn pupillen afbleef. Hij ontkent het nog steeds. Maar wil tegelijk de ex-patiënten die aangifte tegen hem deden, niet van liegen betichten. “Ik zeg niet dat ze hun aangiften hebben verzonnen. Maar het is niet gegaan zoals zij zeggen. Het is een net geweest waarin we verstrikt zijn geraakt. Ik noem het een botsing van geheugens, van reconstructies.”
We spreken elkaar in het café van de openbare bibliotheek in Almelo. Aan tafeltjes rondom proberen bezoekers flarden van het gesprek op te vangen. Steelse blikken naar die iets gedrongen man, die over zijn gevangenisstraf en over zijn ingewikkelde relatie met zijn geboortedorp Zetten praat op een toon alsof hij het over het weer heeft.
Hij is opgeruimd, bij tijden vrolijk, anders dan in de periode van de strafzaak. Het stigma van de ex-delinquent, die zich onzeker en achterdochtig voorbereidt op de terugkeer in een hem vijandig gezinde burgerwereld, krijgt schijnbaar geen vat op Theo Finkensieper.
“Ik voel me geen verslagen mens. Ik vind dat ik onterecht gezeten heb, maar ik ben geen slachtoffer. Ik heb iets meegemaakt wat weinig mensen meemaken, maar daar moet ik overheen zien te komen. Ik heb het verteerd, denk ik.”
Zeker geen vervelende tijd geweest, daar in strafgevangenis Norgerhaven. “Nou ja, het was wèl een gevangenisstraf. Maar slecht heb ik het er niet gehad, hoewel de straf heel lang duurde. Ik heb geprobeerd mezelf bezig te houden. Ik heb in m'n cel filosofie en kunstgeschiedenis gestudeerd. Elke avond een paragraaf Heidegger gelezen. Ik had een grote vrijheid. 's Ochtends ging de deur van m'n cel open en ik hoefde eigenlijk alleen maar te zorgen dat ik 's avonds op tijd weer op m'n cel was. Het had ook iets prettigs, weten dat als de telefoon ging, dat dat beslist niet voor jou was. Ik hoefde niet eens aan eten en drinken te denken. Alles wordt volgens een vast stramien vóór jou gedaan. Je hebt totaal geen sociale verantwoordelijkheid. Je hebt niks meer, en dat ervoer ik als een bevrijding. Tijdelijk, in ieder geval. Het was een soort monnikenbestaan van lezen en schilderen.”
De laatste maanden zat hij in de open inrichting Niendure in Almelo. Na het gesprek rijden we naar zijn gevangenis, een verbouwde villa, veilig ver buiten de bebouwde kom. Hij haalt foto's van zijn schilderijen van zijn kamer. Naïeve werken, warme kleuren. Typisch gevangeniskunst, tralies, binnenplaatsen, verweerde deursloten. Veel gevoel voor de details. Ook figuratieve voorstellingen. Hij laat een foto zien van een schilderij van drie gezichtloze gestaltes in toga, met op de voorgrond een naakte man op handen en knieën. Een rood stempel op het lijf: '6j', zes jaar, de straf die hij uiteindelijk kreeg. Hij stuurde het schilderij op aan Winnie Sorgdrager bij haar installatie als minister van justitie. Tijdens de behandeling van zijn hoger beroep voor het gerechtshof in Arnhem trad Sorgdrager op als procureur-generaal. “Ik heb een aardig briefje van haar teruggehad.”
De detentie heeft hem niet geknakt. Zedendelinquenten hebben het zwaar in de bajes, ze zijn een makkelijk doelwit voor mishandeling en intimidatie. Finkensieper wist dat hij nog een extra handicap had: hij was psychiater, geen populair beroep onder gevangenen.
Uiteindelijk viel het erg mee. “In de eetzaal stonden ze in het begin wel eens op als ik bij ze aan tafel schoof. 'Ik wil niet met jou aan tafel zitten', werd er dan gezegd. Ik zei dan: 'Dat is prima. Dat is mijn probleem niet. Als je mij niet moet, moet je vooral gaan'.” Tot fysiek geweld is het eigenlijk nooit gekomen. “Ja, als er een nieuwe gevangene kwam, wilde zo iemand wel eens bravoure tonen en gaan schelden. 'Hé Finkensieper, jij bent gek op kleine kutjes, hè'?' Ik liep dan recht op zo'n vent af, beetje dreigend, dan ging ik 'm op het laatste moment straal voorbij. Daarna was het over. Ik heb nooit echt last gehad. Ik zou ook niet bang geweest zijn om te vechten. Dat voelen ze. Zedendelinquenten vertonen vaak een wat angstig gedrag, dat heb ik niet.”
Toen hij in Norgerhaven voor het eerst wilde gaan werken in de boekbinderij en drukkerij, brak er een staking uit onder de gedetineerden. Moordenaars, fraudeurs, drugsdealers en verkrachters wensten niet met de ex-psychiater in één ruimte te verblijven. “Een hele toestand is dat geworden. De directie heeft moeten ingrijpen. Zoiets was nooit eerder gebeurd.”
Hij merkte nogmaals hoe groot de weerstand was, toen hij in Utrecht wilde meedoen aan een expositie van schilderijen van gedetineerden. Z'n medegevangenen dreigden hun werk terug te trekken. “De directie van Norgerhaven haalde bakzeil. Ze zagen die tentoonstelling liever niet in het honderd lopen. Terwijl me was toegezegd dat ik mee mocht doen.” Kort daarna werd zijn werk, buiten zijn medeweten, ook verwijderd uit het gevangenismuseum in Veenhuizen. “Niemand heeft mij ooit verteld waarom. Ik heb ze voorgesteld kippegaas om mijn schilderijen heen te zetten. Leuk toch, zo van: deze werken horen hier niet thuis. Maar ze moesten daar weg. Later heb ik in Norgerhaven nog een hele gang volgehangen met mijn schilderijen.”
Voor sommige gevangenen werd hij vertrouwenspersoon. “Ik heb voor een medegevangene liefdesbrieven geschreven. Later kwam hij dat meisje in de bezoekerszaal aan me voorstellen. Ik heb ook nogal eens gedetineerden bijgestaan voor de beklagcommissie en in negentig procent van de gevallen gescoord.”
Maar hij mocht niet meedoen aan de speciale trainingen in sociale vaardigheid die gevangenen aan het eind van hun straf krijgen. Ze vonden dat hij het niet nodig had. Hij voelt zich als een klein kind buitengesloten. “Ze zagen me als een bedreiging.”
Sinds juli had hij een baantje bij de gemeente Almelo. Groenvoorzieningen inventariseren. “Ik heb de plantsoenen in kaart gebracht. Werk van niks natuurlijk. Maar wel lekker veel buiten, met dat mooie weer van de afgelopen tijd.” Hij kent na vijf maanden plantsoenendienst feilloos de weg in Almelo. Het is droevig gesteld met het openbaar groen in het Twentse stadje, concludeert hij.
Die naam. Finkensieper. Nee, nooit overwogen 'm maar te veranderen. Hij zou dat als verraad zien aan zijn vader. Ook zijn vijf kinderen voelen daar niets voor. Het is destijds misgegaan toen hij op televisie in een praatprogramma bij Paul Witteman verscheen. Hij besloot zijn naam voluit te laten noemen. Niet 'F.' of 'dokter F.'. Hij vond dat 'ie onschuldig was en dat een initiaal juist het tegendeel suggereerde. “Maar na die uitzending is de hele pers me Finkensieper gaan noemen, terwijl je zo'n naam op tv zo weer vergeet, maar als 'ie in alle kranten gedrukt staat, vergeet niemand 'm meer.” Hij heeft geen goed woord over voor de media, die - ook volgens zijn advocaat - de verhalen van de ex-pupillen breed uitmeetten, maar zijn kant van het verhaal negeerden. “Ik ben gewoon voer geweest, emotioneel voer. En ik ben het nòg.”
Hij merkt dat de mensen om hem heen verstarren als hij in winkels zijn naam noemt. “Het maakt me niet uit, ik ga er niet geheimzinnig over doen. Ik ga niet fluisteren of zo.” Op zijn tijdelijke werk nam hij gewoon de telefoon op met: 'Finkensieper, Groenvoorzieningen.' “Het heeft ook wel iets makkelijks, mensen moeten meteen hun positie bepalen. Ze krijgen niet de kans op voorhand al te zeggen: met die man wil ik niks te maken hebben.”
De naam Finkensieper, onlosmakelijk verbonden met de Heldringstichtingen in Zetten, was voor de gemeente Valburg in 1991 niet langer houdbaar. Op verzoek van drie gezinnen die aan de laan woonden en het stichtingsbestuur werden de bordjes verwijderd. Hij is er nòg verbolgen over. “De laan was genoemd naar mijn vader.”
De relatie met Zetten, het dorp waar hij werd geboren, naar de lagere school ging en na zijn studie terugkeerde als kinderpsychiater, houdt hem nu nog het meest bezig. “Ik kan eigenlijk niet meer komen in het dorp waar ik ben opgegroeid. Dat zijn rare dingen, waar ik nog niet klaar mee ben. Het dorp is gespleten, nog steeds. De helft staat aan mijn kant, de andere helft aan de kant van de aangeefsters.”
Achteraf kan hij het moment waarop het volgens hèm fout ging, nauwkeurig bepalen. “In 1985 ben ik behandelend directeur geworden voor de hele inrichting. Dat had ik nooit moeten doen. Ik had gewoon psychiater moeten blijven bij De Lingewal, een afdeling van de Heldringstichtingen. Op een gegeven moment had ik alle touwtjes in handen. Alle macht bij de behandeling van de pupillen was verenigd in één persoon. Ik woonde op het terrein, ik was een soort pater familias, er heerste een gezinssfeer, pupillen kwamen bij ons aan huis. En ik deed alles zelf. Ik nam de besluiten tot isolatie van pupillen, ik stuurde ze door naar andere inrichtingen. Dat roept reacties op. Het was één grote draaikolk, waarin alles verzonk. Dat was niet goed. Ik had moeten opstappen.”
Maar hij bleef. Amper vijf jaar later stond hij voor de strafrechter. “Dat het bestuur van de Heldringstichtingen mij heeft ontslagen, kan ik billijken. Het was immers bekend geworden dat ik buitenechtelijke kinderen had en je kunt je afvragen of je dan nog in zo'n positie naar behoren kunt functioneren. Maar voor een strafrechtelijke vervolging was er geen enkele reden.”
De officier van justitie vond van wel. Het is moeilijk de getuigen niet te geloven. Het waren schokkende verhalen, die op tal van punten met elkaar overeenkwamen. “Jazeker, maar ik denk dat als ik zou kunnen vertellen wat mijn verhaal was, dan zou het moeilijk zijn mij niet te geloven. Het strafrecht is te grofmazig, is beslist ongeschikt voor zedenzaken. Dat is aan alle kanten gebleken. En in mijn zaak heeft de rechter zich uitsluitend gebaseerd op de processen-verbaal. Er is geweigerd de aangeefsters op te roepen, of hun dossiers op te vragen. Daarom stappen we ook naar het Europese Hof van Justitie in Straatsburg. We moeten het nu afmaken. Als ik zou stoppen, zouden ze zeggen: hij durft niet meer. Ik vind dat ik geen eerlijk proces heb gehad.”
Geen wrok dan? Niets? Hij haalt zijn schouders op. “Hoeveel mensen krijgen de kans iets heel nieuws te beginnen in hun leven? Zetten was zo absorberend. Ik was mijn vader in zijn voetsporen gevolgd. In een gang ergens in een gebouw van de Heldringstichtingen hing dat rijtje portretten van patriarchen die Zetten door de jaren leidden: Heldring, Lammerts van Bueren, mijn vader. Ik was bezig in datzelfde rijtje terecht te komen. Misschien was wat er met mij is gebeurd een hele ingewikkelde oedipale vadermoord. En dan niet alleen op m'n vader, maar op al die regenten. Het was een machtig oedipaal gezelschap, hoor. Daar zijn gekke dingen gebeurd. Ze zijn nu bezig een gesloten inrichting te maken van de voormalige directeurswoning op het terrein. Dat is toch bizar. Ik heb altijd geprobeerd de boel daar open te gooien. Nu komen er hekken en bewakingscamera's. Terwijl opvoeden èn opsluiten onverenigbaar zijn.”
Hij heeft vier jaar van binnenuit kunnen zien hoe het Nederlandse gevangeniswezen functioneert. “Wat mij is opgevallen, is dat de economische wetten in de samenleving, binnen gevangenismuren onverkort gelden. Slecht werk wordt het slechtst betaald. Ze leren mensen een vak met het doel dat ze zich straks een plaats kunnen verwerven in de maatschappij, terwijl iedereen weet dat ex-gevangenen die plek nooit zullen krijgen. Ze maken mensen niet duidelijk dat leren om het leren ook heel aardig kan zijn. Het leven achter die muren is zozeer een afspiegeling van de maatschappij, dat het aan veranderingsprocessen niets, niets, oplevert. De gokkers gokken, de snuivers snuiven, de handelaren handelen. Er verandert niets. Er wordt niet gekeken naar wat mensen kunnen.”
In Norgerhaven zat Finkensieper op de IBA, de individuele behandeling afdeling. “Een deel van de gedetineerden daar was ex-psychatrisch patiënt. Ik heb daar veel gehad aan mijn studie. Heel wat gesprekken gevoerd met gedetineerden. Ik moest ook vaak psychiatrische rapporten duiden. Daar kwam me in zekere zin m'n inrichtingservaring te pas. Ik wist wat leefgroepen waren, hoe het groepsproces, de groepsdynamiek werkte.”
Hij vindt het een grof schandaal hoe er in het gevangeniswezen wordt gesold met de ter beschikking gestelden, gestoorde gevangenen die voor dwangbehandeling in aanmerking komen. “Je zag ze bij ons opknappen, die mensen met TBS. En tegen de tijd dat ze terug moesten naar het huis van bewaring, vanwege de lange, lange wachtlijsten voor TBS-klinieken, zag je ze vervolgens volkomen afknappen. Verschrikkelijk. We hebben petities geschreven naar Den Haag, maar er was geen vinger tussen te krijgen. Ze worden gewoon teruggedonderd.”
Kort nadat zijn vonnis onherroepelijk was geworden, rekende hij rigoureus af met de psychiatrie. Het Medisch Tuchtcollege èn de burgerlijke rechter verboden hem zijn vak ooit nog uit te oefenen, omdat hij op grove wijze het vertrouwen in de medische stand had geschonden. “Ach, pijnlijk? Ik heb mijn boekenkast uitgeruimd. Vijfhonderd boeken over psychiatrie, pedagogiek en psychologie verkocht aan De Slegte. Ik kreeg er nog 300 gulden voor, dat viel me mee. Er zat veel tinnef bij. Ik heb alleen het rijtje Freud nog laten staan, maar achteraf heb ik daar nog spijt van ook.”
Vanuit Zetten kwam geen ontkenning van de aantijgingen. Het ministerie van Justitie trok, ondanks dat, de officiële goedkeuring echter niet in. Onder druk van alle publiciteit en de kritiek op hun beleid vroeg Zetten het ministerie van justitie een onderzoekscommissie in te stellen die een 'objectief onderzoek zou moeten doen naar het pedagogisch en psychiatrisch beleid van de inrichting'.
Dit resulteerde in januari1975 inde Commissie Dijkhuis. Na anderhalf jaar kwam deze commissie tot de eindconclusie dat er verbeteringen in de Heldring Stichting mogelijk waren. Hiervoor was echter geld nodig dus kreeg Zetten in 1977 de Z.I.B. status (Inrichting voor zeer intensieve behandeling), wat hen minimaal 5 miljoen extra subsidie opleverde.
Er werd met geen woord gesproken over het gebruik van de isoleercellen, het platspuiten door Finkensieper van bewoonsters, het gebruik van koude douches en dwangbuizen, het overmatig medicijngebruik, het gewelddadig optreden van medewerkers van Zetten, de seksuele praktijken van Finkensieper en zijn positie binnen de inrichting. Hij was inmiddels opgeklommen tot algemeen behandelend geneesheer. Medewerkers van Zetten die tegen de gang van zaken protesteerden kregen ontslag. Finkensieper (F.) regeerde als een absoluut alleenheerser.
In 1985 vond er een gesprek plaats tussen de Belangen vereniging Minderjarigen (BM), de regionale inspectie voor de geestelijke gezondheid in Gelderland en ambtenaren van de toenmalige inspectie van het ministerie van Justitie. De BM legde 16 getuigenverklaringen van bewoonsters en ex-bewoonsters van Zetten op tafel, die opnieuw betrekking hadden op het gebruik van de isoleer, het platspuiten, het overmatig medicijn gebruik, het gewelddadige optreden binnen de instelling en de seksuele praktijken van F. Aangezien de getuigenverklaringen anoniem waren, stelden beide inspecties dat 'indien de klachten niet concreter gestaafd konden worden, er geen mogelijkheid was om tot nader onderzoek over te gaan'. Dit resulteerde in juni 1985 ineen tweede zwartboek over Zetten, 'Op zoek naar een plek waar ik kan blijven', waarin onder andere de 16 getuigenverklaringen waren opgenomen.
In datzelfde jaar werd Finkensieper benoemd tot algemeen directeur van Zetten. In maart 1988 volgde de eerste niet-anonieme aanklacht tegen F. In een concept aan de klaagster stelde het bestuur dat 'het bestuur van de vereniging van de Heldring Stichting besloten had niet nader in te gaan op het verzoek stappen te ondernemen tegen de algemeen behandelingsdirecteur F.' Tevens kreeg de klaagster de suggestie eventueel een klacht in te dienen bij het openbaar ministerie. De conceptbrief vervolgde: 'Van de laatst genoemde instantie zult u echter het bericht ontvangen dat de strafbare feiten, zoals door u omschreven, 12 jaar na het plegen daarvan zijn verjaard en dat vervolging derhalve niet zal worden ingesteld'.
In de definitieve versie van de brief, op 2 juni 1988, was de laatste alinea verdwenen en werd F. niet meer 'algemeen behandelingsdirecteur' genoemd. Als algemeen directeur behoorde hij namelijk geen behandelde functie meer te hebben. (Uit tal van papieren bleek echter dat F. die functie nog wel uitvoerde.) In oktober 1988 publiceerde Annie Bijnoord zwartboek nummer 3 'Krassen', een autobiografische roman waarin ze onder andere vertelt over haar persoonlijke ervaringen in Zetten en met Finkensieper.
Begin december 1988 schorste het bestuur van Zetten Finkensieper, vanwege twee klachten die bij hen waren binnengekomen over de seksuele praktijken van F, waarna hij op 1 februari 1989 werd ontslagen. Op 27 februari werd F. gearresteerd na aanleiding van 12 niet-anonieme aangiften die betrekking hadden op verkrachtingen en ander seksueel en psychisch geweld. Op 6 juni 1989 was de eerste zittingsdatum van het strafproces tegen Finkensieper. Het O.M. bleek 'vergeten' te hebben een dagstempeltje te zetten op de dagvaarding, die hem in voor arrest had moeten houden. Het gevolg was dat F. op 11 juni 1989 op vrije voeten werd gesteld. De nieuwe datum van het strafproces tegen F. werd 6 september 1989. De verdediging van F, Mr. Suterius, wist het voor elkaar te krijgen het proces tot drie keer toe uit te stellen. Het strafproces begon uiteindelijk op 16 mei 1990.
In de tussentijd was F. door het medisch tuchtcollege voor de rest van zijn leven van al zijn medische bevoegdheden ontheven. Daarnaast had er een kort geding plaats gevonden waarin zes slachtoffers van F. een voorschot van f 3000 eisten op de financiële claims die waren ingediend wegens het aan hen berokkende leed. Deze eis werd ingewilligd. In hoger beroep beweerde F. echter niet over voldoende middelen te beschikken om de voorschotten en de proceskosten te betalen. Justitie verhaalde vervolgens de proceskosten op F. z'n slachtoffers.
Op 8 februari vond er, uit protest tegen het uitstellen van het strafproces tegen F, een actie plaats bij het huis van F. Tijdens deze actie bleek dat F, ondanks zijn ontslag f.12000 per maand aan ziektegeld ontving.
Op 26 april 1990 namen enkele ex-bewoonsters van Zetten het initiatief tot het opzetten van een steunpunt slachtoffers Zetten, uit solidariteit met en ter ondersteuning van alle slachtoffers van F. en van de gehele Nederlandse kinderbescherming.
Op 16 mei 1990 begon het strafproces tegen Finkensieper waarin hij, conform de eis, werd veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf wegens ernstig seksueel misbruik van bewoners in de Zettense inrichting. In hoger beroep werd 8 jaar geëist. De uitspraak kwam op 14 november en was 6 jaar. Hiertegen heeft F. cassatie laten aantekenen. Hij loopt nog steeds vrij rond.
Het steunpunt kiest voor acties als die ter ondersteuning zijn van een bepaalde eis, als andere middelen zijn uitgeput. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het afdwingen van het gesprek met het bestuur van Zetten. Allereerst was er om een gesprek gevraagd. Toen dit geen effect opleverde zijn ze tot de bezetting overgegaan.
Als gevolg van de actie kwam er een gesprek waarin het volgende van het bestuur werd geëist: publiekelijk aanbieden van excuses aan de slachtoffers, het publiekelijk afstand nemen van F. en zijn weerzinwekkende praktijken, openbaarheid van gedwongen medicijngebruik, het gebruik van isoleercellen, de namen van fabrikanten (multinationals) die hun zakken hebben gevuld ten koste van kinderen waardoor zij zich medeplichtig hebben gemaakt aan gedwongen kinderarbeid, een onderzoek naar andere personeelsleden die zich direct of indirect schuldig hebben gemaakt aan dezelfde praktijken van Finkensieper.
Het bestuur is nog steeds bezig met nadenken over de antwoorden.
Kinderen worden ondergeschikt gemaakt aan de structuren. Op die manier wordt machtsmisbruik 'gelegaliseerd'. Verantwoordelijkheden worden op elkaar afgeschoven waardoor er niemand is die kan worden aangesproken. Het steunpunt ziet het niet tot haar taak om hiervoor zelf alternatieven te ontwikkelen. Zij willen een verandering bewerkstelligen door mensen in verantwoordelijke posities te informeren over misstanden in hun circuit, en hen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Fred noemt dit een zeer belangrijke taak. Hij heeft regelmatig gemerkt dat mensen in sleutelposities, zoals kinderrechters en jeugdpsychiaters, zeer slecht op de hoogte zijn van misstanden in het jeugdwelzijnswerk, wat zeker schokkend is te noemen. Hij noemt hierbij het voorbeeld van zedendelicten, die na 12 jaar verjaard zijn. Kinderen hebben vaak langer de tijd nodig om de ervaringen op jonge leeftijd voor zichzelf zo op een rijtje te hebben dat ze er op latere leeftijd op juridisch gebied daadwerkelijk iets mee kunnen doen.
Alleen al door het feit dat het steunpunt bestaat wordt er aangegeven dat er misstanden zijn. Mensen kunnen hier terecht om steun te krijgen en om de aandacht te kunnen vestigen op wat hen is overkomen.
De functie van het steunpunt is tweeledig. Aan de ene kant het steun verlenen aan mensen die iets willen ondernemen tegen de misstanden die hun zijn overkomen in de (jeugd)hulpverlening. Aan de andere kant een soort van controle uitoefenen op hulpverleningsinstellingen. Hieronder valt ook het onderzoek doen naar instellingen en het publiceren van artikelen.
Voor dit laatste punt onderhoudt het steunpunt onder meer contact met andere instellingen. Er is (nog) geen sprake van een uitgebreid communicatie netwerk. Daarvoor is eerst een wederzijdse vertrouwenspositie nodig. Contacten die het steunpunt opdoet probeert zij daarom in ieder geval goed te onderhouden met de bedoeling dat daar een wederkerig contact mee ontstaat.
Mieke legt uit dat het zeker niet de bedoeling is mensen 'door te verwijzen'. In de hulpverlening is het namelijk een veel gehoorde klacht dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd. Bij het steunpunt behouden mensen hun eigen verantwoordelijkheid. Het steunpunt kan alleen maar steunen. Als iemand contact meteen andere instantie zou willen, wordt er echter wel voor hen gekeken of iemand daar terecht kan om te voor komen dat iemand weer een keer haar/zijn verhaal voor niets moet, vertellen.
Daarnaast moet er zeer zorgvuldig worden omgegaan met stappen die het steunpunt nu zal zetten om te voorkomen dat er dingen gaan gebeuren die in het nadeel werken van de zaak Finkensieper. Mieke voegt hieraan toe dat de publiciteit in hoger beroep er mede voor gezorgd had dat F. in hoger beroep minder straf kreeg dan was geëist.
Fred noemt daarnaast ook het functioneren van klachtenregelingen. Er bestaan wel mogelijkheden tot het indienen van klachten. Het gebruik maken van is echter wat anders, ook omdat mensen daarvoor vaak afhankelijk zijn van medewerkers van de inrichting waar ze een klacht voor hebben. Ook moet er gesproken worden over de menskracht en de financiën. Het steunpunt bestaat uit een vaste kern van zo'n 6 mensen. Het werk is zeer intensief en belastend voor de medewerkers daar ze vaak geconfronteerd worden met heftige emoties. Daarom is het belangrijk dat er meer mensen bij komen.
Wat de financiën betreft is het steunpunt afhankelijk van donateurs. Mieke en Fred vinden het eigenlijk belachelijk dat een club als het steunpunt, na alle publiciteit die er is geweest, nog steeds zelf actief op pad moet gaan om financiën te krijgen in plaats van dat er eens een club, een fonds, een overheidsinstantie opbelt met "Hé, te gek wat jullie doen, kunnen we financieel wat bijdragen?" Het bestaansrecht van het steunpunt heeft zich in ieder geval al bewezen.
(Voor dit stuk is gebruik gemaakt van diverse krantenartikelen, de brochure van de steungroep en het interview met Fred en Mieke.)
BEERPUT ZETTEN - SLACHTOFFERS IN DE ZAAK FINKENSIEPER WORDEN AAN HET LIJNTJE GEHOUDEN
Door Gerlof Leistra
In Arnhem dient dinsdag het hoger beroep van de voormalige directeur-psychiater H.O.Th. Finkensieper van de Heldring-stichtingen in Zetten. Finkensieper werd tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens seksueel misbruik van pupillen, maar zegt onschuldig te zijn. Volgens de slachtoffers is slechts de deksel van de beerput gelicht. "Zetten was een groot incestnest. De situatie was volledig verseksualiseerd. Finkensieper was echt niet de enige die zijn handen niet kon thuishouden'.
De twee lijnen van het Steunpunt Zetten zijn voortdurend bezet. Zo vlak voor het hoger beroep laaien de emoties onder de misbruikte vrouwen weer hoog op. ‘Maar er melden zich ook nog steeds nieuwe slachtoffers van Finkensieper’, zegt medewerker Huig met een strak gezicht. Hij heeft net een moeilijk telefoongesprek afgerond en steekt trillend een sjagje op. “Sommige verhalen zijn zo schrijnend, daar lusten de honden geen brood van’. Zwijgend schenkt hij een nieuwe mok koffie in. En dan met nauw verholen woede in zijn stem: “We hebben nog steeds geen inzicht in de exacte omvang van deze zaak. Het gaat inmiddels al om tientallen vrouwen”.
Het steunpunt werd dit voorjaar opgericht als zenuwcentrum voor de slachtoffers van dokter Finkensieper en heeft onderdak gevonden in het voormalig inloophuis voor vrouwen “De Helse Hex’ in Amsterdam oud-West. Negen vrijwilligers, van wie drie mannen, zorgen ervoor dat het Steunpunt drie dagen in de week telefonisch bereikbaar is. “Zolang Finkensieper nog vrij rondloopt en we geen zekerheid hebben over de betrokkenheid van overige personeelsleden, draait alles om Zetten. Maar in de toekomst willen we ook aandacht besteden aan seksueel geweld elders in de psychiatrie.. Zetten is geen incident’.
Hans Otto Theodoor Finkensieper was vijf jaar oud toen zijn vader in 1939 benoemd werd tot predikant en directeur van de Heldringstichtingen. De familie woonde op het terrein van de instelling, die zich steeds meer ontwikkelde tot eindstation van de kinderbescherming. In 1971 werd Theo Finkensieper directeur van de Jeugspsychiatrische afdeling. Vrijwel vanaf het begin klaagden pupillen over zijn aan Pavlov en Skinner ontleende behandelmethode van conditionering. Het veelvuldig gebruik van isoleercellen, koude douches, dwangbuizen en medicijnen werd reeds in 1974 gehekeld in een zwartboek van de Belangenvereniging Minderjarigen (BM). Daarin werd tevens melding gemaakt van ‘gedwongen masturbatie als therapeutisch middel’.
Staatssecretaris Glastra van Loon installeerde een onderzoekscommissie, maar er veranderde niets. De BM bleef ageren en kwam in 1985 met zestien –anonieme- getuigenverklaringen over de seksuele praktijken van Finkensieper. Ook verscheen er een tweede zwartboek. Voor het bestuur van de Heldringstichtingen was dit alles geen bezwaar om Finkensieper nog datzelfde jaar te benoemen tot algemeen directeur van Zetten. In maart 1988 kwam de eerste niet-anonieme verklaring binnen en spoedig volgden er meer.
Voor de Arnhemse rechtbank zei de advocaat van Finkensieper. Mr. E. Ph. R. Sutorius, in mei van dit jaar ‘het raadselachtig te vinden dat de zogenaamde praktijken van cliënt zich gedurende achttien jaren hebben kunnen voordoen zonder klacht of ingrijpen van respectievelijk pupillen en/of derden. Zo raadselachtig dat ik er vanuit moet gaan dat het opgeroepen beeld niet aan de werkelijkheid beantwoordt’. Er zou volgens hem sprake zijn van ‘verdichting en projectie’ en van ‘statusverheffing’ door het vervullen van de slachtofferrol. Voor de ‘publieke hetze’ tegen Finkensieper had hij geen goed woord over: ‘Het is een primitieve steniging met moderne middelen, een oudtestamentische wraakactie’.
Tiny Delisse werkte vanaf 1979 tien jaar bij het Jongeren Advies Centrum (JAC) in Nijmegen. Hij schat dat het JAC in die periode zo’n honderdtwintig uit Zetten weggelopen meisjes tijdelijk onderdak heeft geboden. ‘De naam van Finkensieper viel altijd. Het was mij vanaf het begin duidelijk dat daar dingen gebeurden die niet door de beugel konden. Maar over seksueel misbruik is nooit expliciet gesproken. Dat was een verboden onderwerp. De meisjes zeiden wel dat ze bang waren voor Finkensieper en dat hij op de meest vreemde momenten hun kamer binnenkwam. Ik ben ervan overtuigd dat de recente aanklachten kloppen. Daar heb ik geen seconde aan getwijfeld’.
Dat pas in 1988 de eerste niet-anonieme verklaring over seksueel misbruik werd afgelegd, zou niet alleen uit het heersende taboe verklaard kunnen worden. De machtspositie van de verbaal zeer begaafde Finkensieper – op het terrein woonachtig aan de Finkensieperlaan- was schier onaantastbaar. Zelf zei hij daarover in het omstreden televisie-interview met Paul Witteman: “Ik was niet alleen de boeman, maar had mezelf zo opgesteld dat ik heel centraal in de inrichting stond. Ik had daar veel macht. Ik had een heleboel functies in mij verenigd’. Personeel dat zich tegen de methoden van Finkensieper verzette, werd zonder pardon ontslagen. Uit de stukken blijkt dat diverse personeelsleden van de seksuele vergrijpen wisten, maar ze niet konden tegenhouden. Veel meisjes waren bang voor represailles als ze tegenover de buitenwereld het achterste van hun tong lieten zien. Verder speelde schaamte natuurlijk een rol, waren de slachtoffers lange tijd bang niet geloofd te worden en probeerden ze hun ervaringen te verdringen.
Mr. Karin Spaargaren, de advocate van een slachtoffer in het civiel proces om een schadevergoeding, heeft nog een andere verklaring voor de jarenlange ‘terreur’ van Finkensieper: “Medeplichtigheid van overig personeel, in ieder geval medeweten, heeft hierbij niet kunnen ontbreken’. Haar collega mr. Gabi van Driem omschrijft Zetten als ‘een groot incestnest. Er waren meer mensen die hun handen niet thuis konden houden. Die geruchten worden van alle kanten bevestigd’.
Ook de in 1960 overleden vader van Finkensieper zou niet smetvrij geweest zijn. Tiny Delisse kreeg vorig jaar vijf telefoontjes van ex-pupillen van tussen de vijftig en zestig jaar, die zeiden door dominee Finkensieper te zijn verkracht. “Na elke publicatie over de zaak volgden nieuwe telefoontjes. Sommige vrouwen hadden er veertig jaar met niemand over durven praten’.
Volgens Bakker –oud-hoofdcommissaris van politie in Arnhem- heeft zijn bestuur met de schorsing en het ontslag van Finkensieper ‘juist en daadkrachtig gehandeld. Wij hebben op grond van de getuigenverklaringen onze eigen verantwoordelijkheid genomen en niet gewacht op een uitspraak van de rechter’.
http://machtsmisbruik.mysites.nl/mypages/machtsmisbruik/417934.html