Toen de destijds 14-jarige Janita het terrein van de O.G. Heldringstichting in Zetten kwam opgereden met haar ouders, keek ze haar ogen uit. 'Er liepen meisjes in korte rokjes, die al volop make-up gebruikten. Heel hip, heel anders. Zelf was ik een keurig, streng opgevoed meisje uit een gereformeerd gezin.'
Janita's jeugd was een aaneenschakeling geweest van angst en geweld. 'Ik was een bang en teruggetrokken kind. Ik ben als jong meisje misbruikt door een van mijn oudere broers. Er vielen klappen in ons gezin. Ik ging veel de hort op, alleen. Alles om maar niet thuis te hoeven zijn. Ik kon helemaal wegdromen in een eigen fantasiewereldje.'
Door haar onveilige jeugd groeide Janita op tot een kwetsbare tiener, bang voor de wereld, hunkerend naar een beetje liefde. Achteraf kan dat volgens haar misschien verklaren waarom ze herhaaldelijk slachtoffer werd van seksueel geweld door manipulatieve volwassenen. Ook op school was ze al een makkelijk slachtoffer van pestkoppen. Vrienden had ze in die tijd niet.
Dat ze door al haar problemen in 1984 naar de kliniek in Zetten werd gebracht, was ergens wel een opluchting. 'Het leek me fijn in een tehuis te wonen met leeftijdsgenoten. Daar zou ik opnieuw kunnen beginnen, misschien vriendinnen kunnen maken. Zo dacht ik op dat moment.' Gezellig vond ze het ook, zeker in het begin. 'Meteen de eerste avond zaten alle groepsgenootjes op mijn kamer. Ik werd niet gepest, hoorde er helemaal bij.'
Ze woonden met een stuk of twaalf jongeren op een groep, meisjes en jongens doorelkaar. In de grote keuken werd gezamenlijk gegeten, en op het terrein was een schooltje waar eenieder les kreeg op zijn eigen niveau. Er werd in groepen gesport.
Maar er waren ook de individuele therapeutische sessies, waaronder PMT: psychomotorische therapie. Janita moest zwemmen onder begeleiding van de therapeut. 'De gedachte daarvan was dat je door beweging bepaalde trauma's kon verwerken. Eerst gewoon baantjes op en neer. Tijdens latere sessies kwam de therapeut ook zelf het zwembad in. Hij betastte me overal, mijn borsten, tussen mijn benen. Soms drukte hij me in een soort houdgreep tegen zich aan en dan moest ik proberen mezelf los te maken. Dat hoorde volgens hem bij de therapie en zou bevrijdend werken. Het was afschuwelijk. Ik wist niet wat ik moest doen.'
En dan waren er de sessies met de toen al omstreden, nu overleden psychiater Theo Finkensieper, directeur van de Heldringstichting. Janita herinnert zich als een autoritaire man. De jongeren waren bang van hem, het personeel was vol ontzag. 'Het eerste kennismakingsgesprek was in het bijzijn van mijn ouders. Daarin deed hij heel denigrerend tegen hen. Ze hadden het niet goed aangepakt met mijn opvoeding, en hij keek op hen neer vanwege hun gereformeerde achtergrond. Ik zei geen woord, zat er maar een beetje bij. Op gegeven moment gaf hij onder tafel met zijn voet een schop tegen de mijne om me tot een reactie te dwingen. Maar ik hield me koest.'
'Vanaf de tweede keer ging hij rare vragen stellen. Over mijn seksleven. Of ik het weleens deed, of ik er plezier aan beleefde. Met mijn incestervaring waren dat geen vragen waar ik op wilde antwoorden. Later moest ik me uitkleden tot op mijn ondergoed en rondjes lopen. Hij gaf vreemde opdrachten, dwong me te huppelen. En hij keek alleen maar. Het kwam wel bij me op: ik vind dit raar. Toch dacht ik nog steeds, het zal wel bij het onderzoek horen.
'Hij ging steeds een stapje verder. Aanvankelijk hoefde ik helemaal niks te doen, lag het initiatief steeds bij hem. Hij raakte me aan, mijn borsten, mijn vagina. Later trok hij ook zijn kleren uit en raakte ik hem aan.'
'Door die ontmoetingen ontstond een beetje een vreemde band tussen mij en hem. Hij was in de groep behoorlijk dominant, een heel naar mannetje eigenlijk. Iedereen was bang voor hem, ik ook. Maar ik gedroeg me altijd heel lief tegen hem. Dan heb ik niks te vrezen, dacht ik. Achteraf analyseer ik dat als een vorm van zelfbescherming: als ik hem te vriend maak, krijg ik geen straf.
'Ik hoefde nooit in de separeercel, terwijl dat geregeld gebeurde met anderen. Tijdens die een-op-eenmomenten kon hij zo lief zijn. Hij kon me echt het gevoel geven dat hij om me gaf.'
Finkensieper gaf haar bedwelmende medicijnen. Janita wist en weet niet wat er precies in zat. Dat kon haar ook niet zoveel schelen, want ze brachten rust in haar hoofd. Rust was ook wat ze zocht tijdens die fatale avond. 'Ik was altijd erg aan het ronddolen op het terrein. Door de chaos in mijn hoofd verdwaalde ik.
'Ik kwam veel te laat terug in de groep. De deur zat dicht, niemand deed open. Helemaal over de rooie liep ik naar het hoofdgebouw, waar Finkensieper was. Wanhopig stond ik voor zijn deur: help me. Hij stelde voor me even op te sluiten in de separeercel. Op dat moment kon me dat niet schelen, ik wilde alleen maar uitrusten. Maar hij ging met me mee die separeercel in. Daar heeft hij me verkracht.'
'Ik herinner me vooral de angst. Hij had me van tevoren pillen gegeven, maar de beelden van toen staan op mijn netvlies gebrand en schieten soms nu nog door mijn hoofd. Dat hij klaar was en wegliep en dat ik dacht: wat heb jij me verraden. Alsof toen pas tot me doordrong wie hij was, hoe hij heel langzaam telkens een stukje verder over mijn grenzen was gegaan. Ik ben na die avond nooit meer bij hem geweest. Ik kreeg nog oproepen, maar ging gewoon niet meer.'
Aan haar groepsgenootjes vertelde ze niet wat er was gebeurd. Janita voelde zich schuldig. Ze was immers zelf naar Finkensieper toe gegaan die avond. Maar ze hoorde ook van andere meisjes verhalen. 'Mijn beste vriendinnetje daar vertelde mij wel over hoe het bij haar ging met die individuele sessies. Bij haar hield hij ook zijn handen niet thuis.'
Een paar maanden na de verkrachting kwamen Janita's ouders haar weer ophalen. In overleg met hulpverleners en mensen van de kerk was besloten dat de Heldring Stichting toch niet de juiste plek voor haar was. Er volgde een periode in een pleeggezin. Mensen die het goed met haar voor hadden, maar die niet waren opgewassen tegen haar problemen. De onderdrukte emoties leidden toen al tot aanvallen van hyperventilatie. Net als veel andere meisjes in Zetten hadden gedaan, kraste Janita haar polsen open.
In die periode werd ze bijgestaan door een maatschappelijk werker die zich al eens eerder over haar had ontfermd. Opnieuw een hulpverlener die haar vertrouwen wist te winnen door naar haar te luisteren, maar daar misbruik van maakte. 'Ook hij begon me op gegeven moment te betasten en te zoenen tegen mijn wil. Achteraf kan ik me wel voor mijn kop slaan dat ik er opnieuw ben ingetrapt. Maar ik was elke keer zo blij als er iemand echt aandacht voor mij had. Ik stond er al die tijd strontalleen voor.'
Omdat de situatie in het pleeggezin niet houdbaar was, werd Janita op haar 16de opgenomen in Zon en Schild, een psychiatrische kliniek in Amersfoort. Daar ontwikkelde ze al een begin van een verslaving aan lijmsnuiven en kalmerende pillen. Op haar 18de werd ze geacht op eigen benen te staan en kreeg ze een plek voor beschermd wonen. Er lette toen nauwelijks nog iemand op haar. Na ook nog een aanranding op straat raakte 'de beer los'. 'Ik verfde mijn haar pikzwart om niet meer aantrekkelijk te zijn, ik snoof, ik dronk, slikte pillen, ging naar andere muziek luisteren. Alle agressie keerde zich tegen mezelf. Ik wilde er niet meer zijn. Als ik het bloed zag vloeien uit mijn polsen, voelde ik opluchting.'
Een paar jaar leefde ze 'op de bodem'. In deze periode, eind jaren tachtig, verenigde zich een groep slachtoffers van Finkensieper en werd er een rechtszaak tegen hem aangespannen (zie inzet). Het werd een slopende procedure. De psychiater bleef de aantijgingen stelselmatig ontkennen en veel mensen geloofden hem. Janita herinnert zich één telefoongesprek met de politie Nijmegen. 'Ze belden bij mijn ouders thuis, vroegen naar mijn ervaringen met psychiater Finkensieper. Ik klapte dicht. Mijn moeder was ook in de woonkamer, die had ik er nooit over verteld. Ik heb eeuwig spijt dat ik toen niks heb gezegd.'
Janita heeft pas naderhand begrepen dat het tot een rechtsgang is gekomen. In de periode dat de zaak speelde, was ze veel te druk met zichzelf bezig om het nieuws te volgen. Haar dagen kwam ze door met alcohol en pillen. De inkeer kwam op haar 21ste. 'Toen had ik al af en toe hallucinaties. Ik stond voor de keuze: ik word een echte gek, of ik ga afkicken. Toen heb ik me laten opnemen in een verslavingskliniek in Arnhem.'
In twee jaar tijd krabbelde ze daar langzaam overeind. Clean begon ze aan een basisopleiding in het volwassenenonderwijs, genoeg om toegelaten te worden tot het mbo. Onlangs voltooide ze ook de hbo-opleiding psychologie. Werken ging een tijd goed, tot ze wegens psychische problemen volledig werd afgekeurd. Janita kampt nog steeds met een chronisch posttraumatisch stress syndroom (ptss). Zeven jaar geleden is ze naar een psycholoog gestapt om iets met haar onverwerkte trauma's te doen. Het duurde tot 2008 voor ze het aankon alle krantenartikelen over de zaak-Finkensieper te lezen en te praten over de gebeurtenissen in Zetten.
Vorig jaar bezocht ze de Heldring Stichting, met een vertrouwenspersoon van de Baptische kerk waarbij ze tegenwoordig is aangesloten. Dat viel tegen. 'Het leek of ze twijfelden aan mijn verhaal, aan mijn herinneringen. Dat was heel pijnlijk.' Ze hoopt toch erkenning te vinden nu de commissie-Samson onderzoek doet. Janita weet uit ervaring dat excuses kunnen helpen. Eerder schreef ze de stichting die destijds de werkgever was van de maatschappelijk werker die haar grenzen overschreed. 'Ik ben daar vol begrip ontvangen. Ze hebben keurig een spijtbetuigenis op schrift gesteld. Eigenlijk is dat wat ieder slachtoffer wil: dat er oprecht sorry wordt gezegd.'
Eind jaren tachtig stonden de kranten bol van berichtgeving over de zaak rond Theo Finkensieper, psychiater bij de Heldringstichting in Zetten. Al in 1974 had de Belangenvereniging Minderjarigen een zwartboek afgeleverd over de omstreden behandelmethoden in de inrichting, die destijds bekend stond als 'het afvoerputje van de Kinderbescherming' - de moeilijkste kinderen kwamen er terecht. Het zwartboek ging vooral over het 'platspuiten' van cliënten en het veelvuldig isoleren van opstandige jongeren. Maar in het rapport staan ook al verklaringen van meisjes die zeggen door Finkensieper gedwongen te zijn zichzelf seksueel te bevredigen. Aanhoudende acties leidden in 1975 tot het instellen van de commissie-Dijkhuis. Anderhalf jaar later bracht zij verslag uit aan de regering. Maar er werden geen concrete misstanden aan de kaak gesteld. De commissie drong slechts aan op 'professionalisering'. Ondertussen bleef Finkensieper op zijn post.
Na vele acties kwamen halverwege de jaren tachtig de verhalen over seksueel misbruik in grotere getalen naar buiten. Omdat veel meisjes zich alleen anoniem durfden uit te spreken, zou het toch nog tot 1989 duren voor Finkensieper uiteindelijk werd ontslagen. In die tijd publiceerde Annie G. Bijnoord de jeugdroman Krassen, waarin haar ervaringen met de psychiater zijn verwerkt. Eind februari 1989 werd hij gearresteerd; in 1990 veroordeelde de rechter de psychiater tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens seksueel misbruik. Finkensieper heeft de strafbare feiten altijd ontkend en bleef zijn veroordeling aanvechten tot aan het Europees Hof, zonder succes.
In tegenstelling tot wat sommige slachtoffers beweren, zegt de Heldringstichting destijds een wijdverbreide oproep te hebben gedaan aan getroffen ex-cliënten om zich te melden en eventueel tot schadevergoeding te komen. Volgens de stichting is er een externe commissie geweest die na het vertrek van Finkensieper toezicht hield op het gevoerde beleid om herhaling te voorkomen.
Juriste Dorien Pessers van het Clara Wichmann Instituut pleitte naar aanleiding van deze zaak al in 1990 voor een grootschalig onafhankelijk onderzoek naar seksueel misbruik in tehuizen. De tijdgeest was daar kennelijk pas twintig jaar later rijp voor. In 2010 stelde het kabinet de commissie-Samson in, omdat na de verhalen over misbruik in de katholieke kerk ook duidelijk werd dat talloze kinderen in de jeugdzorg, onder verantwoordelijkheid van het rijk, slachtoffer waren geworden. Het onderzoeksrapport wordt verwacht in 2012.